ECLI:NL:RBZWB:2024:867

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/02/413075 FA RK 23-3932
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van de Kraats
  • M. Oude Weernink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding van partijen, die in 2008 met elkaar zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding en om nevenvoorzieningen met betrekking tot de minderjarige kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2024 is de ontvankelijkheid van de verzoeken behandeld. De vrouw was aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. I. de Dobbelaere-Woets. De man heeft geen verweer gevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen de Poolse nationaliteit bezitten en dat de zaak internationale privaatrechtelijke aspecten heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij rechtsmacht heeft en naar Nederlands recht dient te beslissen. De vrouw heeft aangegeven dat het haar niet is gelukt een ouderschapsplan op te stellen, ondanks diverse pogingen. De rechtbank heeft de vrouw ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, omdat van haar redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat een ouderschapsplan wordt overgelegd.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen, waarbij is bepaald dat de minderjarige kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben. Daarnaast is de echtscheiding uitgesproken en is bepaald dat de man een bijdrage van € 250 per kind per maand aan de vrouw moet betalen. De zorgregeling voor de kinderen is vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de man verblijven. De rechtbank heeft de overige verzoeken van de vrouw toegewezen en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Van de Kraats, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Oude Weernink.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/413075 FA RK 23-3932
beschikking d.d. 23 januari 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. I. de Dobbelaere-Woets, gevestigd te Terneuzen,
en
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
verweerder.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 21 augustus 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 30 oktober 2023 van mr. de Dobbelaere-Woets;
- de brief van de griffier van de rechtbank van 29 november 2023 aan de man;
- het F9-formulier d.d. 18 januari 2024 van mr. de Dobbelaere-Woets.
1.2. Tijdens de mondelinge behandeling van 22 januari 2024 is de ontvankelijkheid van de verzoeken behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.3. Na te noemen minderjarigen zijn gelet op hun leeftijd via de advocaat van de vrouw in staat gesteld hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek dan wel door de rechtbank een brief te sturen
.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2008 te [plaats] , [land 1] , met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2.
Uit hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] geboren te [geboorteplaats 1] , [land 1] , op [geboortedag 1] 2007,
2. [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats 1] , [land 1] , op [geboortedag 2] 2010,
3. [minderjarige 3] geboren te [geboorteplaats 2] , [land 2] , op [geboortedag 3] 2019;
2.3.
Partijen bezitten de Poolse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt nu uitvoerbaar bij voorraad,
I uit te spreken de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [datum] 2008 te [plaats] , [land 1] ;
II te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de kinderen van partijen een bedrag van € 250,-- per kind per maand bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te voldoen.
Primair
III te bepalen dat de inhoud van het door partijen te ondertekenen ouderschapsplan onderdeel uitkomt van de te wijzen beschikking;
Subsidiair
IV te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben;
V te bepalen dat ten aanzien van [minderjarige 1] een zorgregeling geldt waarbij [minderjarige 1] elke week van vrijdagmiddag 17:00 uur tot en met zondagmiddag 17:00 bij de man verblijft.
Te bepalen dat ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] een zorgregeling geldt waarbij zij de ene week vanaf zaterdagmorgen 9.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijven en de daaropvolgende week vanaf vrijdag 8.00 uur tot zaterdag 10.00 uur.
Te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen de helft van de schoolvakanties bij iedere ouder doorbrengen zulks in overleg in te vullen.
3.2.
Door de man is geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Vanwege de Poolse nationaliteit van partijen heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten. De rechtbank heeft die ambtshalve beoordeeld en is daarbij van oordeel dat haar rechtsmacht toekomt en dat zij naar Nederlands recht dient te beslissen op de verzoeken.
Ontvankelijkheid
4.2.
Op grond van artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
4.3.
De vrouw heeft door middel van de overgelegde stukken alsook tijdens de mondeling toegelicht dat het haar ondanks diverse pogingen niet is gelukt een ouderschapsplan op te stellen. Inmiddels is de onderlinge verhouding en communicatie tussen partijen verbeterd en loopt er een structurele zorgregeling tussen de man en de kinderen, maar de man reageert niet wanneer door en namens de vrouw wordt gepoogd om tot schriftelijke afspraken te komen.
4.4.
De rechtbank acht de vrouw ontvankelijk in haar echtscheidingsverzoek. De door haar aangevoerde omstandigheden zijn van dien aard dat van de vrouw redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat een door beide partijen opgesteld ouderschapsplan wordt overgelegd.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
Bij voormelde brief heeft de griffier de man mededeling gedaan van de termijn waarbinnen een verweerschrift kon worden ingediend. Binnen die termijn is echter geen verweerschrift ontvangen.
4.6.
De rechtbank overweegt dat de vrouw haar verzoek tijdens de mondelinge behandeling (deels) heeft gewijzigd, in die zin dat de zorgregeling tussen de man en de [minderjarige 1] zal luiden zoals hier feitelijk uitvoering aan wordt gegeven. Hierdoor luidt het thans voorliggende verzoek anders dan hetgeen waartoe de man in de gelegenheid is gesteld om op te reageren. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat de man niet in zijn belangen is geschaad als de rechtbank het nu luidende verzoek van de vrouw zal toewijzen. Immers aan de nu door de vrouw verzochte regeling wordt feitelijk en structureel uitvoering gegeven. Uit niets blijkt dat de man niet achter deze regeling zou staan. Ook weegt de rechtbank mee dat er bij deze regeling sprake is van een co-ouderschapsregeling. Om voornoemde reden accepteert de rechtbank de wijziging van het verzoek. De rechtbank zal de (gewijzigde) verzoeken van de vrouw als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.

5.De beslissing

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2008 te [plaats] , [land 1] , met elkaar gehuwd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen
1. [minderjarige 1] geboren te [geboorteplaats 1] , [land 1] , op [geboortedag 1] 2007,
2. [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats 1] , [land 1] , op [geboortedag 2] 2010,
3. [minderjarige 3] geboren te [geboorteplaats 2] , [land 2] , op [geboortedag 3] 2019;
hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de minderjarigen [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats 1] , [land 1] , op [geboortedag 2] 2010 en [minderjarige 3] geboren te [geboorteplaats 2] , [land 2] , op [geboortedag 3] 2019 in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar waarbij zij de ene week vanaf zaterdagmorgen 9.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijven en de daaropvolgende week vanaf vrijdag 8.00 uur tot zaterdag 10.00 uur;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de [minderjarige 1] geboren te [geboorteplaats 1] , [land 1] , op [geboortedag 1] 2007, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar waarbij [minderjarige 1] elke week van vrijdagmiddag na school tot en met zondagmiddag 17:00 uur bij de man verblijft;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen de helft van de schoolvakanties bij iedere ouder doorbrengen zulks in overleg in te vullen;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man met ingang van 23 januari 2024 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 250,= per maand per kind;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Oude Weernink, in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.