ECLI:NL:RBZWB:2024:8671

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/02/428334 / FA RK 24-5133
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking zorgmachtiging in het kader van een neurocognitieve stoornis met gedragsstoornissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. De officier van justitie heeft verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden voor de betrokkene, geboren in 1978, die lijdt aan een neurocognitieve stoornis na een hersenbloeding in maart 2024. De rechtbank heeft de procedure op 19 november 2024 mondeling behandeld, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. J.H.P.M. Verhagen, de mentor en een psychiater aanwezig waren. De betrokkene heeft aangegeven dat hij niet ziek is en niet opgenomen wil worden, maar de behandelend psychiater heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan ernstige cognitieve en gedragsstoornissen die leiden tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zelf te bepalen welke zorg hij nodig heeft en dat er geen passende zorg op vrijwillige basis mogelijk is. De rechtbank heeft daarom de gevraagde zorgmachtiging verleend, met de noodzaak voor verplichte zorg, waaronder medicatie, medische controles en beperking van de bewegingsvrijheid. De rechtbank concludeert dat de situatie van de betrokkene te instabiel is voor ambulante zorg en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428334 / FA RK 24-5133
Datum uitspraak: 26 november 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. J.H.P.M. Verhagen te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 november 2024;
  • de beschikking van 11 november 2024 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant waarbij een mentor en een bewindvoerder is benoemd.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.H.P.M. Verhagen;
  • mevrouw [naam 1] , mentor;
  • de heer [naam 2] , psychiater en behandelaar, die de mondelinge behandeling via een telefonische verbinding heeft bijgewoond;
  • mevrouw [naam 3] , huishulp.
1.3.
Tevens was de volgende persoon aanwezig, deze is echter niet gehoord:
- de heer [naam 4] .

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene geeft aan dat het thuis goed met hem gaat en dat hij niet ziek is. Hij wil niet opgenomen worden omdat hij niets heeft misdaan. Het liefste blijft hij thuis. De mensen om betrokkene heen kent hij al heel lang en zijn volgens hem goede mensen. Betrokkene is het dan ook niet eens met de benoeming van de mentor. Betrokkene geeft aan niet alles goed te kunnen verwoorden en is bang dat hij zichzelf daardoor niet goed duidelijk kan maken.
3.2.
De behandelaar van betrokkene licht toe dat betrokkene in maart een hersenbloeding heeft gehad die tot hersenschade heeft geleid. Het algemene begrip neurocognitieve stoornis met gedragsstoornis leidt volgens de behandelaar bij betrokkene tot problemen op vier domeinen.
Het eerste domein is de afasie bij betrokkene. Bij deze taalstoornis zit zowel sensorisch als motorisch een probleem. Er is sprake van een verminderd begrip, met name bij complexe situaties, en een verminderd vermogen van het uitdrukken van taal.
Het tweede domein zijn gedragsstoornissen. De behandelaar stelt dat daarbij moet worden gedacht aan suïcidaal gedrag. Dat heeft destijds ook geleid tot een acute opname. Het suïcidale gedrag is naar de achtergrond verdwenen, maar daar is weigerachtig gedrag voor in de plaats gekomen. Betrokkene hield/houdt allerlei vormen van zorg af, liet/laat zich niet motiveren en wilde niet uit bed komen. Er is ook sprake van impulsiviteit, waarbij volgens de behandelaar ook gedacht moet worden aan alcoholgebruik en agressie. Er is in de thuissituatie ook al een keer een geweldincident voorgevallen.
Het derde domein zijn de oordeel- en kritiekstoornissen. De behandelaar geeft aan dat betrokkene zijn eigen situatie onvoldoende kan inschatten, dat hij geen gevaar kan inschatten en dat betrokkene zijn eigen capaciteiten overschat. Daarnaast is er sprake van inconsistentie bij betrokkene ten aanzien van de behandeling en ten aanzien van het leven. Daarbij hebben de behandelaren vastgesteld dat betrokkene verminderd wilsbekwaam is ten aanzien van de meer complexere zaken. Volgens de behandelaar is betrokkene onvoldoende wilsbekwaam ten aanzien van het leven en de behandeling.
De behandelaar stelt voorts dat het vierde domein, het ontbreken van een steunsysteem, een veel systematischer probleem is. Betrokkene heeft geen ouders, is ongehuwd en heeft geen kinderen. Hij heeft alleen een zus, die zelf ook mentale problemen heeft. Betrokkene heeft wel een uitgebreid netwerk van vrienden, waaronder wellicht de overige personen aanwezig. In dit netwerk is echter een tweespalt ontstaan, waarbij beide kampen een andere visie hebben op wat goed is voor betrokkene. Het eerste kamp bestaat volgens de behandelaar uit personen die bij de opname betrokken zijn geweest, die zich betrokken hebben getoond en in het belang van betrokkene hebben gehandeld. Daar tegenover staat het kamp van onder meer mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] die zich op een dwingende manier met de behandeling wilden bemoeien, hetgeen ook geleid heeft tot incidenten op de afdeling, zoals bijvoorbeeld het veroorzaken van een intimiderende sfeer en het onder invloed terug naar de afdeling brengen van betrokkene. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een afdelingsverbod voor mevrouw [naam 3] en haar naasten. De behandelaar twijfelt aan de intenties van het tweede kamp en vreest voor misbruik of uitbuiting van betrokkene. Dat is ook een onderdeel van het ernstig nadeel volgens de behandelaar; zo kreeg de behandelaar signalen dat er grote hoeveelheden geld verdwijnt en dat er permanent meerdere mensen in de woning van betrokkene verblijven. Het instellen van mentorschap en bewindvoering nemen voor de behandelaar deze zorgen niet weg. Daarnaast hebben de behandelaren moeten vaststellen dat meerdere keren is gepoogd om betrokkene aan de zorg te onttrekken. Verder heeft de behandelaar zorgen dat de impulsiviteit weer een probleem is. Er heeft agressie plaatsgevonden thuis en de behandelaar is bang dat de suïcidaliteit terugkomt. Het derde punt is de maatschappelijke teloorgang. Om deze redenen ziet de behandelaar op dit moment geen mogelijkheid om de zorg ambulant te verlenen. Opname is niet zaligmakend, maar het wel noodzakelijk om het ernstig nadeel te voorkomen. Ambulante zorg gaat op termijn plaatsvinden, alleen is de situatie op dit moment daar te instabiel voor. Het is moeilijk om te stellen wanneer betrokkene stabiel genoeg is om de zorg ambulant te verlenen. In de medische wereld is wel bekend dat neurologisch het eerste jaar na een hersenbloeding cruciaal is. In deze periode is nog herstel te verwachten, maar daarna vermindert de mate van herstel. De komende vier maanden zijn dus volgens de behandelaar nog erg belangrijk voor het herstel van betrokkene.
3.3.
De mentor geeft aan zich veel zorgen te maken. Tijdens de opname was betrokkene gemotiveerd om aan de revalidatie te werken, totdat er mensen in beeld kwamen die hij op voorhand nooit had ontmoet, waaronder mevrouw [naam 3] . Er is volgens de mentor een euthanasiewens en een belofte aan onder meer mevrouw [naam 3] dat zij het huis van betrokkene zou mogen hebben wanneer betrokkene zou overlijden. Daar maakt de mentor zich druk om. Er zijn financiële belangen voor die personen bij het niet deelnemen aan de zorg door betrokkene. De mentor geeft aan het belangrijk te vinden dat betrokkene goede medische en specialistische zorg krijgt. De financiële uitbuiting is volgens de mentor door bewindvoering tot op zekere hoogte gecoupeerd. Betrokkene heeft echter recht op geld wanneer hij daar om vraagt, maar dat gaat om hoge bedragen. De mentor stelt dat zij de sterke indruk heeft dat betrokkene onder druk gezet wordt om geld te vragen.
3.4.
De advocaat van betrokkene bepleit afwijzing van het verzoek. Betrokkene wil zorg en therapie vanuit huis en gegeven de wachtlijsten die er zijn en het gedoe rondom betrokkene stelt de advocaat dat er andere dingen nodig zijn dan een opname. Men zou de handen ineen moeten slaan om nog wat van de behandeling te maken, zeker nu blijkt dat de komende vier maanden juist van zo’n groot belang zijn. Betrokkene kan de speelbal worden tussen de twee kampen en dat zou spijtig zijn.
3.5.
Mevrouw [naam 3] geeft aan dat ze wil dat betrokkene zelf beslist wat hij wil en dat betrokkene hulp wil vanuit huis. Desgevraagd zegt ze dat ze geen medische achtergrond heeft.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat uit de overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring en de tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting van de behandelend psychater, naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurocognitieve stoornissen c.q. een niet nader gespecificeerde neurocognitieve stoornis met gedragsstoornissen. De stelling van betrok-kene dat hij niet ziek is geeft de rechtbank dan ook geen enkele reden om te twijfelen aan de medische verklaring en/of de toelichting van de psychiater bij de mondelinge behandeling.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts uit de overgelegde stukken en de tijdens de mondelinge behandeling verkregen toelichting van zowel de behandelend psychater, als van de mentor van betrokkene genoegzaam gebleken dat het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat betrokkene onder invloed van een ander raakt.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende is komen vast te staan dat betrokkene als gevolg van een CVA in maart 2024, lijdt aan sensorische en motorische afasie, executieve functiestoornissen, alsmede oordeel- en kritiekstoornissen en daardoor beslissingen nam/neemt waarvan hij de mogelijk nadelige gevolgen voor hem niet, althans onvoldoende overziet of kon c.q. kan overzien.
4.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
4.5.
Wat betreft de door betrokkene benodigde zorg is echter naar het oordeel van de rechtbank uit de overgelegde stukken en de tijdens de mondelinge behandeling verkregen toelichting van de behandelend psychater genoegzaam gebleken dat er geen mogelijkheid is voor passende zorg op vrijwillige basis.
De rechtbank neemt daarbij allereerst in aanmerking dat niet alleen uit de overgelegde stukken blijkt, maar bij de mondelinge behandeling door de psychiater ook nog voldoende overtuigend is toegelicht, dat betrokkene als gevolg van zijn stoornis(sen) niet, althans onvoldoende in staat is om zelf te kunnen overzien, laat staan te bepalen en te beslissen welke, door wie en voor hoe lang te verlenen zorg voor hem noodzakelijk is. De omstandig-heid dat, zoals de advocaat van betrokkene heeft betoogd, ernstig nadeel in de vorm van mogelijke (financiële) risico’s door de op 11 november 2024 uitgesproken onderbewind-stelling van betrokkene worden voorkomen of beperkt, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet(s) aan af. Het (risico op) ernstig nadeel is in dit geval immers niet alleen gelegen in mogelijke financiële, maar óók en zeker niet in de laatste plaats in zowel op de korte als op de lange termijn bestaande risico’s voor de (geestelijke) gezondheid van betrokkene en zijn sociaal-maatschappelijke positie c.q. welbevinden.
De rechtbank neemt daarbij voorts uitdrukkelijk in aanmerking dat door de psychiater bij de mondelinge behandeling niet alleen duidelijk gemotiveerd, maar naar het oordeel van de rechtbank ook overtuigend is toegelicht dat na een CVA als betrokkene heeft gehad, voor een zo goed mogelijk herstel daarvan specialistische zorg in het eerste jaar en dus ook nog de komende maanden erg belangrijk is.
De rechtbank neemt tenslotte, maar wel zo belangrijk, nog in aanmerking dat betrokkene door de personen die hem thans thuis zorg bieden is onttrokken aan de specialistische zorg die medisch noodzakelijk wordt geacht, terwijl naar het oordeel van de rechtbank absoluut niet is komen vast te staan dat de zorg die hem thans thuis -door niet medisch geschoolden- wordt geboden adequaat c.q. toereikend, laat staan vergelijkbaar is met de voor hem naar deskundig medisch oordeel noodzakelijke specialistische zorg. De rechtbank concludeert dan ook dat verplichte zorg nodig is.
4.6.
Derhalve en gelet op het zorgplan, de medische verklaring en het advies van de geneesheer-directeur die tijdens de mondelinge behandeling zijn besproken, alsmede gelet op de verkregen toelichting van de psychiater is de rechtbank concreet van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te verstaan zowel het gebruik van communicatiemiddelen, alsook dat betrokkene periodiek contact moet blijven houden met zijn ambulant behandelteam;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.
Bij de toewijzing van de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg heeft de rechtbank de uit de stukken en mondelinge behandeling gebleken wijze waarop zorg tot nu toe werd of -na het moment dat betrokkene het ziekenhuis verliet- kón worden toegepast en het feit dat de situatie van betrokkene op dit moment nog te instabiel is om hem louter ambulante zorg te bieden betrokken.
4.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in paragraaf 4.6 kunnen worden getroffen;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
19 mei 2025.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 26 november 2024 door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.