Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 november 2024;
- de beschikking van 11 november 2024 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant waarbij een mentor en een bewindvoerder is benoemd.
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.H.P.M. Verhagen;
- mevrouw [naam 1] , mentor;
- de heer [naam 2] , psychiater en behandelaar, die de mondelinge behandeling via een telefonische verbinding heeft bijgewoond;
- mevrouw [naam 3] , huishulp.
2.Het verzoek
3.De standpunten
Het eerste domein is de afasie bij betrokkene. Bij deze taalstoornis zit zowel sensorisch als motorisch een probleem. Er is sprake van een verminderd begrip, met name bij complexe situaties, en een verminderd vermogen van het uitdrukken van taal.
Het tweede domein zijn gedragsstoornissen. De behandelaar stelt dat daarbij moet worden gedacht aan suïcidaal gedrag. Dat heeft destijds ook geleid tot een acute opname. Het suïcidale gedrag is naar de achtergrond verdwenen, maar daar is weigerachtig gedrag voor in de plaats gekomen. Betrokkene hield/houdt allerlei vormen van zorg af, liet/laat zich niet motiveren en wilde niet uit bed komen. Er is ook sprake van impulsiviteit, waarbij volgens de behandelaar ook gedacht moet worden aan alcoholgebruik en agressie. Er is in de thuissituatie ook al een keer een geweldincident voorgevallen.
De behandelaar stelt voorts dat het vierde domein, het ontbreken van een steunsysteem, een veel systematischer probleem is. Betrokkene heeft geen ouders, is ongehuwd en heeft geen kinderen. Hij heeft alleen een zus, die zelf ook mentale problemen heeft. Betrokkene heeft wel een uitgebreid netwerk van vrienden, waaronder wellicht de overige personen aanwezig. In dit netwerk is echter een tweespalt ontstaan, waarbij beide kampen een andere visie hebben op wat goed is voor betrokkene. Het eerste kamp bestaat volgens de behandelaar uit personen die bij de opname betrokken zijn geweest, die zich betrokken hebben getoond en in het belang van betrokkene hebben gehandeld. Daar tegenover staat het kamp van onder meer mevrouw [naam 3] en de heer [naam 4] die zich op een dwingende manier met de behandeling wilden bemoeien, hetgeen ook geleid heeft tot incidenten op de afdeling, zoals bijvoorbeeld het veroorzaken van een intimiderende sfeer en het onder invloed terug naar de afdeling brengen van betrokkene. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een afdelingsverbod voor mevrouw [naam 3] en haar naasten. De behandelaar twijfelt aan de intenties van het tweede kamp en vreest voor misbruik of uitbuiting van betrokkene. Dat is ook een onderdeel van het ernstig nadeel volgens de behandelaar; zo kreeg de behandelaar signalen dat er grote hoeveelheden geld verdwijnt en dat er permanent meerdere mensen in de woning van betrokkene verblijven. Het instellen van mentorschap en bewindvoering nemen voor de behandelaar deze zorgen niet weg. Daarnaast hebben de behandelaren moeten vaststellen dat meerdere keren is gepoogd om betrokkene aan de zorg te onttrekken. Verder heeft de behandelaar zorgen dat de impulsiviteit weer een probleem is. Er heeft agressie plaatsgevonden thuis en de behandelaar is bang dat de suïcidaliteit terugkomt. Het derde punt is de maatschappelijke teloorgang. Om deze redenen ziet de behandelaar op dit moment geen mogelijkheid om de zorg ambulant te verlenen. Opname is niet zaligmakend, maar het wel noodzakelijk om het ernstig nadeel te voorkomen. Ambulante zorg gaat op termijn plaatsvinden, alleen is de situatie op dit moment daar te instabiel voor. Het is moeilijk om te stellen wanneer betrokkene stabiel genoeg is om de zorg ambulant te verlenen. In de medische wereld is wel bekend dat neurologisch het eerste jaar na een hersenbloeding cruciaal is. In deze periode is nog herstel te verwachten, maar daarna vermindert de mate van herstel. De komende vier maanden zijn dus volgens de behandelaar nog erg belangrijk voor het herstel van betrokkene.
4.De beoordeling
De rechtbank neemt daarbij allereerst in aanmerking dat niet alleen uit de overgelegde stukken blijkt, maar bij de mondelinge behandeling door de psychiater ook nog voldoende overtuigend is toegelicht, dat betrokkene als gevolg van zijn stoornis(sen) niet, althans onvoldoende in staat is om zelf te kunnen overzien, laat staan te bepalen en te beslissen welke, door wie en voor hoe lang te verlenen zorg voor hem noodzakelijk is. De omstandig-heid dat, zoals de advocaat van betrokkene heeft betoogd, ernstig nadeel in de vorm van mogelijke (financiële) risico’s door de op 11 november 2024 uitgesproken onderbewind-stelling van betrokkene worden voorkomen of beperkt, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet(s) aan af. Het (risico op) ernstig nadeel is in dit geval immers niet alleen gelegen in mogelijke financiële, maar óók en zeker niet in de laatste plaats in zowel op de korte als op de lange termijn bestaande risico’s voor de (geestelijke) gezondheid van betrokkene en zijn sociaal-maatschappelijke positie c.q. welbevinden.
De rechtbank neemt daarbij voorts uitdrukkelijk in aanmerking dat door de psychiater bij de mondelinge behandeling niet alleen duidelijk gemotiveerd, maar naar het oordeel van de rechtbank ook overtuigend is toegelicht dat na een CVA als betrokkene heeft gehad, voor een zo goed mogelijk herstel daarvan specialistische zorg in het eerste jaar en dus ook nog de komende maanden erg belangrijk is.
De rechtbank neemt tenslotte, maar wel zo belangrijk, nog in aanmerking dat betrokkene door de personen die hem thans thuis zorg bieden is onttrokken aan de specialistische zorg die medisch noodzakelijk wordt geacht, terwijl naar het oordeel van de rechtbank absoluut niet is komen vast te staan dat de zorg die hem thans thuis -door niet medisch geschoolden- wordt geboden adequaat c.q. toereikend, laat staan vergelijkbaar is met de voor hem naar deskundig medisch oordeel noodzakelijke specialistische zorg. De rechtbank concludeert dan ook dat verplichte zorg nodig is.
5.De beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in paragraaf 4.6 kunnen worden getroffen;
19 mei 2025.