In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1961. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat, zijn gehoord. De betrokkene verblijft in een crisisafdeling en heeft te maken met een psychische stoornis, vermoedelijk veroorzaakt door medicatie die hij ontvangt voor een spierziekte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, en dat de betrokkene onvoorspelbaar gedrag vertoont. De rechtbank heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend, met de mogelijkheid tot insluiten en uitoefenen van toezicht. De rechtbank benadrukt dat deze zorgvormen slechts als ultimum remedium toegepast dienen te worden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.