ECLI:NL:RBZWB:2024:8677

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/02/428692 / FA RK 24-5301
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek zorgmachtiging in het kader van psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om zorgmachtiging. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden voor een betrokkene, geboren in 1968, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft de procedure op 13 november 2024 gestart met het indienen van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling vond plaats met gesloten deuren. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene en haar advocaat, mr. M.A. Breewel-Witteveen, gehoord, evenals een verpleegkundig specialist die als behandelaar fungeert. De betrokkene heeft aangegeven dat zij vrijwillig haar medicatie blijft innemen en dat zij het belangrijk vindt om naar huis te kunnen, omdat zij zich in de instelling niet beter voelt. De behandelaar heeft echter aangegeven dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een recidiverende depressieve stoornis en persoonlijkheidsstoornissen, en dat de zorgmachtiging noodzakelijk is om haar aan de behandeling te houden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die ernstig nadeel kan veroorzaken, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. Ondanks de bezorgdheid van de behandelaar over de samenwerking zonder zorgmachtiging, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de betrokkene op vrijwillige basis de noodzakelijke zorg zal accepteren en zich niet zal verzetten tegen de behandeling. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat niet voldaan wordt aan de wettelijke criteria voor het verlenen van de zorgmachtiging en heeft het verzoek afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428692 / FA RK 24-5301
Datum uitspraak: 28 november 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen te Goes.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, mr. M.A. Breewel-Witteveen;
  • mevrouw [naam 1] , verpleegkundig specialist, behandelaar.
1.3.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
  • mevrouw [naam 2] , coassistent;
  • [naam 3] , begeleider.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting crisismaatregel verleend tot en met 14 november 2024. Betrokkene verblijft op grond van de nawerking van deze machtiging in [accommodatie] .

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene stelt dat wat haar betreft een zorgmachtiging niet nodig is. Zij neemt op dit moment vrijwillig haar medicatie in en zal dat ook blijven doen als ze naar huis kan. Betrokkene vindt het belangrijk om weer naar huis te kunnen, omdat dat een veilige omgeving voor haar is. Ze geeft aan dat ze zich in de instelling niet snel beter zal voelen. Betrokkene voelt zich daar verdrietig en depressief. Ze stelt dat de opname haar kapot maakt van binnen. Het doel van haar, en van haar man, is om weer naar huis te gaan. De man van betrokkene zou volgens betrokkene een minder korte lont hebben nu en hij zou, net als de rest van het thuisfront, positief staan tegenover een terugkeer naar huis van betrokkene. Betrokkene geeft wel aan nog een tijdje op vrijwillige basis in de instelling te willen verblijven. Betrokkene herhaalt enkele keren dat ze bereid is om de behandeling vrijwillig te ondergaan en dat ze ook thuis zal doen wat de psychiater zegt dat ze moet doen. Ze gaat pas terug naar huis als ze beter is en als de nazorg goed geregeld is. Op dit moment moet betrokkene volgens haarzelf nog wat opknappen. Ze ziet in dat ze vorige keer een verkeerde inschatting heeft gemaakt door weg te gaan terwijl ze hier volgens de behandelaren nog niet klaar voor was. Desgevraagd geeft betrokkene aan dat het haar lukt om nog een maand vrijwillig te blijven als dat nodig is. Betrokkene geeft aan eerder te zijn gestopt met de medicatie omdat ze daar hele nachten niet van heeft kunnen slapen. Dit is volgens betrokkene is overleg geweest met haar psychiater. Betrokkene ontkent agressief te zijn geweest richting haar familie. Het doet haar pijn om als dusdanig bestempeld te worden, omdat ze een lief persoon is.
4.2.
De behandelaar van betrokkene geeft aan dat de antidepressieve medicatie een lastig punt is. Betrokkene is van mening dat ze geen depressie heeft, maar dat haar klachten een neurologische oorzaak hebben. Een onderzoek daarnaar heeft geen verklaring voor de klachten van betrokkene opgeleverd. Om die reden is eerst de antidepressieve behandeling gestart. Wanneer betrokkene terug thuis is, kan een second opinion aangevraagd worden, maar eerst zal de huidige behandeling afgemaakt moeten worden. De behandelaar heeft de indruk dat de medicatie wel helpt, al duurt het soms langere tijd voordat het ingewerkt is. De zorgmachtiging is aangevraagd omdat betrokkene zo graag naar huis wil en het zonder zorgmachtiging lastiger is om haar aan de behandeling te houden. Dit is des te meer het geval omdat betrokkene het oneens is met haar diagnose. De behandelaar vraagt zichzelf hardop af op de samenwerking blijft bestaan zonder zorgmachtiging. De behandelaar geeft aan ook van mening te zijn dat betrokkene thuis beter kan herstellen, maar het thuisfront moet dat ook weer aankunnen. Dat is flink belast geweest voor de opname van betrokkene. De zorgmachtiging is aangevraagd om betrokkene goed in te kunnen stellen op medicatie. Het is mogelijk dat er lithium aan de medicatie wordt toegevoegd wanneer de huidige antidepressieve medicatie ontoereikend blijkt. Het instellen van betrokkene op deze medicatie kan volgens de behandelaar ook thuis, maar zij vraagt zichzelf af of betrokkene bereid is om te wachten met de terugkeer naar huis totdat het ambulante zorgteam daar klaar voor is. Na twee maanden bestaat er meer duidelijkheid over wat er op medicamenteuze wijze betekent kan worden voor betrokkene. Wanneer dat niet aanslaat kan er mogelijk klinisch niet veel meer voor betrokkene gedaan worden.
4.3.
De advocaat van betrokkene bepleit primair afwijzing van het verzoek. Volgens haar is een zorgmachtiging niet noodzakelijk omdat betrokkene aangeeft mee te zullen werken aan de behandeling. Daarnaast wordt er door de behandelaar aangegeven dat het instellen op medicatie ook in de thuissituatie gedaan kan worden. Verder gaat het om het belang van betrokkene en niet om de bereidheid van het thuisfront. Betrokkene is nu ook rustiger dan ze was. Subsidiair bepleit de advocaat voor een afwijzing van insluiten als vorm van verplichte zorg en het verkorten van de duur van de zorgmachtiging. Na twee maanden is duidelijk wat de medicatie doet voor betrokkene, dus dat zou in geval van een toewijzing ook de duur van de zorgmachtiging moeten zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank wijst de gevraagde machtiging af. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene lijdt aan onder meer depressieve-stemmingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Bij betrokkene uit zich dit in een recidiverende depressieve stoornis met suïcidaliteit, een ongespecificeerde angststoornis en een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken. Dit wordt door betrokkene betwist, maar deze diagnose is in de afgelopen jaren meermaals gesteld. Bovendien is onderzoek gedaan naar mogelijke andere (neurologische) oorzaken voor de klachten van betrokkene, maar dit heeft geen andere diagnose opgeleverd. De rechtbank heeft hierdoor geen reden om te twijfelen aan de gestelde diagnose.
5.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Naar aanleiding van hetgeen betrokkene en haar advocaat tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, constateert de rechtbank dat betrokkene op vrijwillige basis de noodzakelijk geachte zorg zal accepteren en zich niet zal verzetten tegen de noodzakelijk geachte behandeling. Betrokkene heeft aangegeven nog een tijd vrijwillig bij [accommodatie] te willen verblijven als dit door de behandelaren noodzakelijk wordt geacht. Dit geeft de tijd om de ambulante zorg voor betrokkene goed in te kunnen richten. Daarnaast heeft betrokkene aangegeven in de thuissituatie haar medicatie te zullen blijven innemen en dat het eerdere stoppen met de medicatie was gedaan in overleg met haar psychiater. Betrokkene geeft ook aan dat ze zich na de opname zal houden aan de gemaakte afspraken en samen te willen werken met het behandelend team. Deze uitingen worden door de rechtbank als geloofwaardig geacht. Betrokkene vertoont op dit moment geen verzet en voor de nabije toekomst wordt dit door de rechtbank niet aannemelijk geacht.
5.5.
Gelet op het voorgaande wordt niet voldaan aan het wettelijke criteria om het voorliggende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging toe te wijzen. De rechtbank zal daarom het verzoek afwijzen.
6.
De beslissing
De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024 door mr. Meyboom, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier en op schrift gesteld op 17 december 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.