In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1992. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, omdat de betrokkene op 23 november 2024 was gestopt met eten en drinken, wat leidde tot uitdroging en een aanzienlijk risico op levensgevaar. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat en behandelaars zijn gehoord. De behandelaar heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan een eetstoornis (anorexia nervosa) in combinatie met autisme en PTSS, en dat zij niet in staat is om zelfstandig haar eetgedrag te veranderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de gevraagde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om de betrokkene te beschermen en haar gezondheid te waarborgen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van drie weken, met de mogelijkheid tot het toedienen van vocht en voeding, medische controles en opname in een accommodatie. De betrokkene verzet zich tegen de zorg, maar de rechtbank oordeelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de verplichte zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.