In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1946, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft verzocht om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. Z. Yeral, en enkele zorgprofessionals zijn gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene verblijft in een zorgorganisatie en dat er een beschikking tot inbewaringstelling is genomen door de burgemeester van Etten-Leur op 24 november 2024. Tijdens de behandeling is naar voren gekomen dat de betrokkene emotioneel en agressief gedrag vertoont, wat een risico vormt voor zijn eigen veiligheid en die van anderen. De behandelende arts heeft verklaard dat de betrokkene sinds 2017 bekend is met Alzheimer en dat zijn toestand recentelijk is verslechterd, wat heeft geleid tot agressief gedrag.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, en dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om deze risico's te voorkomen. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes weken, met de mogelijkheid van herbeoordeling na deze periode. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter M. Meyboom, met mr. Brok als griffier.