In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vaststelling van een onderhoudsbijdrage voor een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, verzocht de rechtbank om een onderhoudsbijdrage van € 25,- per maand, met ingang van 1 januari 2024, ten behoeve van hun minderjarige kind, geboren in 2007. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Kalle, erkende het kind en de vrouw had het ouderlijk gezag. Er was geen eerdere rechterlijke uitspraak over de onderhoudsbijdrage.
Tijdens de procedure hebben beide partijen overeenstemming bereikt over de alimentatie. Dit werd bevestigd via F9-formulieren, waarin beide advocaten de wijziging van het verzoek en de overeenstemming hebben vastgelegd. De rechtbank heeft deze overeenstemming als niet ongegrond beoordeeld en heeft de verzoeken van de vrouw toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van 1 januari 2024 een bedrag van € 25,- per maand aan de vrouw moet betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. Van de Kraats, in tegenwoordigheid van griffier mr. Oude Weernink, en is openbaar uitgesproken. Er is een mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen drie maanden na de uitspraak ingediend kan worden bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.