ECLI:NL:RBZWB:2024:8696
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 november 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 295.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en mr. B. de Smit, namens de heffingsambtenaar, aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is. De belanghebbende stelt dat de waarde op de waardepeildatum € 274.000 zou moeten zijn, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigt op € 295.000. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door het gebruik van referentiewoningen en een waarderapport. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma en openbaar gemaakt op 16 december 2024.