ECLI:NL:RBZWB:2024:870

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417431 / FA RK 23-6055
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming inschrijving school en wijziging gezamenlijk ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op een basisschool in [woonplaats 1] en om wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag naar eenhoofdig gezag. De man, verweerder, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2024, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De vrouw heeft uiteengezet dat de man zich heeft teruggetrokken uit het leven van [minderjarige] en dat er een gewijzigde omstandigheid is ten opzichte van het moment van het gezamenlijk gezag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de vervangende toestemming toe te wijzen, maar het verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag aan te houden voor zes maanden. De rechtbank heeft het verzoek tot vervangende toestemming toegewezen, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat hij naar school kan gaan in de buurt waar hij woont. De rechtbank heeft het verzoek tot wijziging van het ouderlijk gezag aangehouden, zodat de man de kans krijgt om zijn standpunt te heroverwegen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de inschrijving op school direct kan plaatsvinden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/417431 / FA RK 23-6055
Datum uitspraak: 16 februari 2024
beschikking vervangende toestemming inschrijving school en beëindiging gezamenlijk ouderlijk gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof in ’s-Heer Arendskerke,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
verweerder,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018, hierna te noemen: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de vrouw van 20 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 27 december 2023;
- het F9-formulier met bijlagen van mr. Maat-Oldenhof van 16 januari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 17 januari 2024.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 24 januari 2024. Bij die behandeling is verschenen de vrouw, met haar advocaat. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
De rechtbank stelt vast dat hoewel de man behoorlijk is opgeroepen, hij niet tijdens de mondelinge behandeling is verschenen.
2. De feiten
2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] woont bij de vrouw in [woonplaats 1] .
2.3
Partijen hebben sinds 21 oktober 2023 samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] op [basisschool] in [woonplaats 1] - naar de rechtbank begrijpt: - in te schrijven, zulks met zo spoedig mogelijke ingang.
3.2
Bij wijze van aanvullend verzoek verzoekt de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag over de [minderjarige] te belasten.

4.De beoordeling

Standpunt van de vrouw
4.1
De vrouw handhaaft de verzoeken en verwijst voor de onderbouwing hiervan naar het verzoek en het aanvullend verzoek waarin, kort samengevat, het volgende is opgenomen. In het najaar 2023 is de relatie van partijen beëindigd. De man is bij zijn huidige partner ingetrokken en heeft aan de vrouw laten weten dat zij met [minderjarige] , zolang zij nog geen woning heeft gevonden, in de huurwoning van partijen mag verblijven. Kort na de aantekening van het gezamenlijk ouderlijk gezag in het gezagsregister, is de man bij de vrouw binnengelopen en heeft hij aangegeven dat zij met of zonder [minderjarige] direct moest vertrekken. Sindsdien woont de vrouw met [minderjarige] bij haar moeder. De vrouw heeft sinds 19 januari 2024 een woning toegewezen gekregen in [woonplaats 1] . [minderjarige] gaat nu in [plaats] naar school. Doordat de vrouw is aangewezen op het openbaar vervoer, kampt zij met veel reistijd en moet zij verlofuren inzetten om haar werkdag eerder te beëindigen om met [minderjarige] vanuit school naar huis te reizen. De vrouw heeft aan de man gevraagd of hij bereid is mee te werken aan de inschrijving van [minderjarige] op de basisschool in [woonplaats 1] . De man heeft aangegeven dit traumatisch voor [minderjarige] te vinden en daarom niet mee te willen werken. Het bezwaar van de man ziet ook op het gegeven dat in het ouderschapsplan staat dat [minderjarige] niet van school zou wisselen. De vrouw beschikt niet over een getekende versie van dat plan. Ook heeft de man aangegeven dat hij vreest dat [minderjarige] in contact gaat komen met een vriendin van de vrouw die mogelijk negatief over hem spreekt. Uiteindelijk heeft de man in een e-mailbericht van 19 december 2023 aangegeven dat hij, als de hygiëne rond [minderjarige] verbeterd is, zal heroverwegen of [minderjarige] in [woonplaats 1] naar school kan gaan. De man wil kennelijk alleen toestemming geven als [minderjarige] naar een school gaat met een streng reformatorische identiteit, terwijl partijen niet gelovig zijn en [minderjarige] nu op een openbare school zit en in [woonplaats 1] als het aan de vrouw ligt ook naar een openbare school zou gaan. De argumenten van de man mogen niet in de weg staan aan een schoolwijziging. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij in [woonplaats 1] naar school gaat. Hij woont in [woonplaats 1] en kan dan naar een school in de buurt, waar hij met vriendjes naartoe kan gaan. Ook is het dan voor [minderjarige] makkelijker om met vriendjes af te speken en kunnen die ook bij [minderjarige] thuis komen. Hier komt bij dat [minderjarige] dan ook eerder zelfstandig naar school kan gaan. Een schoolwijziging zorgt voor meer rust en minder reistijd met openbaar vervoer. Daarnaast heeft het ook voordelen voor de vrouw, omdat zij dan meer flexibiliteit krijgt doordat zij dan, indien nodig, gebruik kan maken van de buitenschoolse opvang. Hiernaast worden de zorg- en contactmomenten tussen [minderjarige] en zijn vader niet belemmerd.
4.2
Ten aanzien van het verzoek wijziging gezamenlijk ouderlijk gezag geeft de vrouw in haar aanvullend verzoek aan dat de man op een gegeven moment [minderjarige] halfslapend op de stoep bij de woning van de vrouw heeft gezet en zonder afscheid te nemen is weggereden. De vrouw en [minderjarige] hebben sindsdien niets meer van de man vernomen. De man heeft tegen de advocaat van de vrouw gezegd dat hij ieder contact wil verbreken. Partijen hebben een overeenkomst gesloten die ziet op de verbreking van de relatie en de wijze waarop de man het ouderschap wil vormgeven. De man heeft zich geheel teruggetrokken uit het leven van [minderjarige] en heeft het voornemen uitgesproken dat zo te houden. Het belang van [minderjarige] vergt dat de vrouw alleen met het ouderlijk gezag over hem wordt belast. De vrouw heeft de man meermaals gevraagd om met gespreksbegeleiding of mediation te komen tot een normalisering van de communicatie. De man geeft aan dat hij zich niet meer met het verleden wil bezighouden en zijn energie wil steken in het leven met zijn nieuwe partner. De vrouw vindt het belangrijk dat [minderjarige] ondersteuning krijgt door met iemand te gaan praten. Als de vrouw en [minderjarige] in [woonplaats 1] wonen en [minderjarige] daar naar school gaat, zal [minderjarige] een eigen plek krijgen om het afgelopen half jaar een goede plek te kunnen geven. De man wil hiervoor geen toestemming geven. De vrouw voorziet daarom dat het ingewikkeld wordt om steeds de toestemming van de man te verkrijgen, temeer omdat hij afwezig is in het leven van [minderjarige] . Er is sprake van een gewijzigde omstandigheid ten opzichte van het moment van totstandkoming van het gezamenlijk gezag. De man kon bij de aanvraag van het gezamenlijk gezag nog constructief met de vrouw overleggen. De vrouw woonde nog in de woning, de man zorgde voor [minderjarige] en partijen wilden een zorgregeling aangaan en samen het ouderlijk gezag uitoefenen. Nu is de man weggelopen van zijn vaderschap en is gezamenlijk ouderlijk gezag niet langer mogelijk.
4.3
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat en voor zover van belang, verklaard dat de man op de hoogte is van het aanvullend verzoek en dat per e-mail heeft ontvangen. Geprobeerd is om met de man tot overeenstemming te komen voor de wijziging van de school van [minderjarige] , maar dat is niet gelukt. De man heeft een steeds wisselende opvatting hierover gehad (geen toestemming, wel toestemming met voorwaarden). De argumenten van de man zijn weerlegbaar. In het ouderschapsplan staat vermeld dat als onverhoeds de zorg over [minderjarige] tijdelijk bij de andere ouder komt te liggen, [minderjarige] bij dezelfde school kan blijven. Voorbeeld: als [minderjarige] tijdelijk bij de man zou gaan wonen, dan blijft hij naar dezelfde school gaan omdat de situatie dan slechts tijdelijk verandert. De hygiëne rond [minderjarige] is verbeterd. Het vorige huis is een oud huis, waarbij de elektrische aansluitingen niet goed zijn afgewerkt. Hierdoor is het moeilijk geweest om het huis schoon te maken en te houden. De vrouw is nu verhuisd en [minderjarige] heeft een nieuwe kamer. De woning is schoon, alhoewel er nog wel een aantal verhuisspullen staan. Hiernaast zijn partijen niet gelovig en gaat [minderjarige] nu ook naar een openbare school, wat maakt dat het niet noodzakelijk is dat hij naar een reformatorische school gaat. Ook voor wat betreft het mogelijke contact met een vriendin van de vrouw is weerlegbaar. Die vriendin heeft bemiddeld bij het ouderschapsplan. De vrouw heeft met [minderjarige] een bezoek gebracht aan de mogelijke nieuwe school. Het is een nieuwe school met lieve juffen. [minderjarige] is enthousiast en heeft zin om naar school te gaan. Ten aanzien van het verzoek wijziging ouderlijk gezag is door en namens de vrouw verklaard dat [minderjarige] in de eerste week van de kerstvakantie bij de man heeft verbleven en dat de man hem op donderdag heeft teruggebracht in plaats van zondag. De man heeft tegen de advocaat van de vrouw gezegd dat deze situatie niet meer voor hem hoeft. Omdat de man goed nieuws van zijn huidige partner heeft gekregen, wil hij zich daarop focussen en moet de vrouw de zorg voor [minderjarige] op zich nemen. Als de vrouw het vervoer op zich wil nemen, dan mag [minderjarige] nog wel langskomen. De man heeft gezegd dat hij geen ouderlijk gezag meer wil hebben en dat hij geen informatie (meer) wil ontvangen. Hierbij zou alleen contact mogen worden gezocht via de e-mail. Daarom voorziet de vrouw praktische problemen met betrekking tot het verkrijgen van de toestemming van de man, bijvoorbeeld bij vakanties, hulpverlening, inschrijving scholen. Als de man in het leven van [minderjarige] betrokken wil blijven, dan moet hij echt instappen. [minderjarige] is geen speelbal van wisselende emoties. De vrouw ziet dat [minderjarige] vrolijker is dan voorheen. Nu hij sinds de kerstvakantie niet bij de man is geweest, heeft hij geen driftbuien meer gehad. De vrouw heeft zelf ook geen contact met de man. Voorts heeft de vrouw aangegeven dat de beslissing om gezamenlijk ouderlijk gezag aan te vragen, niet van de vrouw is gekomen. De man heeft aangegeven dat de vrouw (tijdelijk) in de woning mag blijven, als hij mede wordt belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Daarom wil de vrouw nu het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Advies van de Raad
4.4
Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, verklaard dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat hij naar de school kan gaan in de plaats waar hij woont. Hierdoor kan hij namelijk sociale contacten opbouwen, met vriendjes afspreken en die mee naar huis nemen. De Raad ziet dat bij de vrouw sprake is van een stabiele situatie, waardoor de Raad zich afvraagt waarom [minderjarige] in [plaats] naar school zou moeten blijven gaan. Ook het argument van de man dat [minderjarige] naar een school moet gaan met een (andere) geloofsovertuiging kan de Raad niet volgen. Gelet op het verzoek en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling, adviseert de Raad om het verzoek van de vrouw dat ziet op de vervangende toestemming inschrijving school toe te wijzen. Ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezamenlijk ouderlijk gezag vraagt de Raad zich af of het wel verstandig is om daar op dit moment een beslissing over te nemen. De man zou bepaalde uitlatingen hebben gedaan over zijn gezagspositie, maar de Raad vraagt zich af of hij op dat moment wel een rationele beslissing voor zichzelf heeft kunnen nemen en of die niet uit emotie is voortgekomen. Daarom adviseert de Raad om het verzoek van de vrouw op dit punt voor zes maanden aan te houden, zodat bezien kan worden of de beslissing en houding van de man gaan veranderen en of de vrouw tegen praktische zaken gaat aanlopen. Hierdoor krijgt de man een nieuwe kans om tijdens een nog te bepalen mondelinge behandeling te verschijnen om aan te geven wat hij van dit verzoek van de vrouw vindt. Om het verzoek nu toe te wijzen, is te voorbarig.
4.5
De rechtbank overweegt als volgt.
Vervangende toestemming inschrijving school
4.5.1
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
4.5.2.
De rechtbank vindt dat bij de beoordeling van het verzoek van de vrouw het belang van [minderjarige] voorop moet staan. [minderjarige] woont in [woonplaats 1] en staat daar (samen met de vrouw) sinds 19 januari 2024 ingeschreven. Ondanks dat [minderjarige] daar woonachtig is, staat hij ingeschreven bij een school in [plaats]. Omdat de vrouw vooralsnog aangewezen is op het openbaar vervoer en zij iedere schooldag het vervoer van en naar school verzorgt, brengt dit iedere schooldag de nodige reistijd en -bewegingen met zich. Aangezien [minderjarige] nu in [woonplaats 1] woont, gaat hij daar nieuwe vriendjes en vriendinnetjes maken waarmee hij ook naar school wil kunnen gaan. Ook wil hij mogelijk met hen na schooltijd kunnen afspreken, wat bemoeilijkt wordt als hij in [plaats] naar school blijft gaan. Deze situatie brengt ook met name voor de vrouw complicaties met zich. Dit heeft enerzijds met het vervoer van [minderjarige] van en naar school te maken, maar ook met het gegeven dat zij bij haar werkgever verlofuren moet inzetten om haar werkdag eerder te kunnen beëindigen om op tijd bij de school van [minderjarige] te staan. Met de Raad kan de rechtbank het zich dan ook voorstellen dat het voor [minderjarige] makkelijker en fijner is als hij naar een school kan gaan die meer in de buurt is gelegen, temeer omdat hij nog voor een aantal jaren naar die school zal gaan. Nu het enthousiasme van [minderjarige] voor de school in [woonplaats 1] is gewekt en de rechtbank het met de Raad belangrijk vindt dat hij in die omgeving sociale contacten kan gaan opbouwen door vriendjes en vriendinnetjes te maken en met hen naar de school in die plaats kan gaan, is de rechtbank, gehoord het advies van de Raad, van oordeel dat het – door de man onweersproken gebleven – verzoek in het belang van [minderjarige] moet worden toegewezen. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de vrouw op dit punt toewijzen.
Wijziging ouderlijk gezag
4.5.3
De rechtbank is, gehoord het advies van de Raad, van oordeel dat het verzoek van de vrouw op dit punt moet worden aangehouden voor de duur van zes maanden. De advocaat van de vrouw heeft kort voorafgaand aan de geplande mondelinge behandeling op 24 januari 2024 een aanvullend verzoek ingediend, zoals hiervoor in de beschikking opgenomen. Nu de man niet tijdens die mondelinge behandeling is verschenen, de rechtbank het aanvullende verzoek van de vrouw abusievelijk niet per (aangetekende) post naar de man heeft verstuurd en de man kennelijk een wispelturige opstelling heeft voor wat betreft zijn gezagspositie en het onderhouden van contact met de vrouw en [minderjarige] , kan de rechtbank op dit moment geen beslissing nemen over dit verzoek van de vrouw. Daarom zal de rechtbank, met instemming van de vrouw en haar advocaat, dit onderdeel van het verzoek van de vrouw aanhouden tot de hierna in de beslissing opgenomen PRO FORMA-datum.
De rechtbank verzoekt de griffier om het aanvullend verzoek van de vrouw van 16 januari 2024 zowel per aangetekende als per gewone post naar de man, die sinds 30 januari 2024 in [woonplaats 2] staat ingeschreven, te sturen.
4.5.4
De rechtbank merkt in dit kader echter wel op dat de man mogelijk heeft aangegeven dat hij niet langer betrokken wil zijn bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige] en dat hij het contact met hem (en de vrouw) wil beperken. Daarom overweegt de rechtbank dat indien in de praktijk een situatie ontstaat waarin de vrouw de toestemming van de man nodig heeft en hij die niet of te laat geeft, de vrouw dan zelfstandig een beslissing kan en mag nemen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.6
De rechtbank zal de beslissing vervangende toestemming inschrijving school uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat die beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
4.7
Dit leidt tot de volgende tussenbeslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – vervangende toestemming om [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] , op de openbare [basisschool] in [woonplaats 1] in te schrijven;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt de beslissing ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot wijziging van het ouderlijk gezag aan tot
dinsdag 23 juli 2024 PRO FORMA, met het verzoek aan mr. Maat-Oldenhof alsmede aan de man wanneer hij alsnog in de procedure verschijnt om uiterlijk dan het gewenste verdere procesverloop aan de rechtbank kenbaar te maken;
5.4
bepaalt dat, indien nodig, de vrouw en mr. Maat-Oldenhof, de man (en zijn advocaat) en de Raad nog dienen te worden opgeroepen voor een nader te bepalen mondelinge behandeling;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024 in aanwezigheid van mr. Hol, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.