ECLI:NL:RBZWB:2024:8703
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Weerkamp
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ woning; beoordeling van de waarde van de onroerende zaak en de aanslag onroerendezaakbelastingen
Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/9162, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg. Het beroep betreft de vastgestelde waarde van een woning op 1 januari 2022, die door de heffingsambtenaar op € 403.000 is vastgesteld. Belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat de woning op de waardepeildatum € 378.000 waard zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 25 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft bepaald aan de hand van vergelijkingsobjecten en dat deze objecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat de waarde te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.