ECLI:NL:RBZWB:2024:8706
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Weerkamp
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ woning; beoordeling van de waarde van de onroerende zaak en de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 juni 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 8 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning, vastgesteld op € 763.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 690.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 25 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep van belanghebbende niet slaagt. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat er geen schending is van artikel 40, tweede lid van de Wet WOZ. Belanghebbende had verzocht om bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag waren opgenomen, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende informatie heeft verstrekt. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft bepaald aan de hand van vergelijkingsobjecten en dat deze objecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van zijn griffierecht of proceskosten, omdat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. L. Weerkamp en openbaar gemaakt op 16 december 2024.