ECLI:NL:RBZWB:2024:8707
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Weerkamp
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ woning, waardepeildatum 1 januari 2022, aanslag OZB
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 16 december 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 juni 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een eindwoning uit 1900, vastgesteld op € 227.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde op € 215.000 zou moeten liggen. De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen, die zijn gebruikt voor de waardevaststelling, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de verschillen tussen de woningen adequaat heeft meegenomen in de waardebepaling. De stellingen van de belanghebbende over de gedateerde voorzieningen zijn niet onderbouwd, waardoor de rechtbank de waarde van de woning niet te hoog acht.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten, omdat het beroep ongegrond is verklaard.