Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding, met de producties 1 tot en met 5;
- de brief van mr. Elings van 29 oktober 2024, met de producties 1 tot en met 3;
- de brief van mr. Van Nuenen-Meulesteen van 31 oktober 2023, met de producties 6 en 7;
- de beschikking van deze rechtbank van 2 april 2024.
2.De feiten
- zij hebben van 2010 tot oktober 2016 een affectieve relatie gehad;
- tijdens deze relatie is het volgende nu nog minderjarige kind geboren: [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] );
- de man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] ;
- [minderjarige] verblijft om de week van vrijdag uit school tot dinsdag naar school bij de man, de overige dagen verblijft zij bij de vrouw.
3.Het geschil
4.De beoordeling
wellichtgevolgen kan hebben. Dat [minderjarige] dan meteen wordt uitgesloten van deelname volgt hier niet uit.
wellichtgevolgen kunnen zijn voor de deelname van [minderjarige] als zij meer dan twee lessen mist per periode van een aantal maanden. Door de vrouw is, anders dan het mogelijk leiden tot uitsluiting van deelname van [minderjarige] aan [dansschool] , niets aangevoerd waaruit een spoedeisend belang bij haar vordering blijkt.