ECLI:NL:RBZWB:2024:8768

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/3655 WAJONG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering aan jonggehandicapte eiseres na beoordeling van arbeidsvermogen en medische situatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering behandeld. Eiseres, geboren op 9 december 1990, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering na een afwijzing door het UWV op 1 juni 2022. Het UWV had de aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat eiseres op haar 18e verjaardag en in de vijf jaar daarna niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen aan eiseres, die in het verleden een Hbo-opleiding heeft gevolgd en werkzaam is geweest als supermarktmedewerker. De rechtbank concludeert dat eiseres in de te beoordelen periode, van 9 december 2008 tot en met 9 december 2013, over arbeidsvermogen beschikte, aangezien zij in staat was om een opleiding te volgen en te werken. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat het arbeidsvermogen van eiseres pas op 5 oktober 2019 duurzaam verloren is gegaan, en dat zij daarom geen recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3655 WAJONG

uitspraak van 12 december 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A. El Darrazi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2.
Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 1 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Eiseres, geboren op 9 december 1990, is vanaf 6 februari 2017 werkzaam geweest bij de [supermarkt] als supermarktmedewerker voor 20 uur per week. Voor dat werk is zij op
5 oktober 2019 uitgevallen. Over de periode voordien, van medio 2012 tot 2017, heeft eiseres de Hbo-opleiding [opleiding] gevolgd en afgesloten met een diploma.
2.2.
Met het besluit van 8 maart 2022 heeft het UWV aan eiseres met ingang van
21 oktober 2021 een WIA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit op bezwaar van 26 januari 2023 heeft het UWV deze bezwaren gegrond verklaard en aan eiseres met ingang van 21 oktober 2021 een IVA-uitkering toegekend. Het UWV heeft dit besluit mede gebaseerd op de rapportage van verzekeringsarts
bezwaar & beroep (verzekeringsarts b&b) [naam] van 20 januari 2023, waarin hij concludeert dat op grond van voortschrijdend inzicht en de medische informatie verbetering van de belastbaarheid van eiseres onder meer als gevolg van de aandoening POTS niet of nauwelijks meer te verwachten is.
2.3.
Op 11 mei 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.
2.4.
Met het primaire besluit van 1 juni 2022 heeft het UWV geweigerd om aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen.
2.5.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.6.
Met het bestreden besluit van 30 mei 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV terecht aan eiseres een Wajonguitkering geweigerd.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische onderzoeken
4. Het UWV heeft aan zijn afwijzing aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen onderzoeken van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag gelegd.
4.1.
De verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht en in dat kader medische informatie van de internist-vasculair geneeskundige van 1 september 2021 in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts rapporteert dat hij overleg heeft gehad met de verzekeringsarts die de WIA-beoordeling heeft verricht. Die beoordeling en de belastbaarheid die daarbij is vastgesteld dienen als basis voor de Wajongbeoordeling. De verzekeringsarts stelt op basis daarvan dat eiseres in staat wordt geacht om 1 uur aaneengesloten zelfstandig werkzaamheden te verrichten. Bij de WIA-beoordeling is verder vastgesteld dat een urenbeperking aan de orde is. Op basis hiervan concludeert de verzekeringsarts dat eiseres niet ten minste 4 uur per dag belastbaar is. Hierdoor ontbreekt het arbeidsvermogen op medische gronden. Dat arbeidsvermogen is echter pas op 5 oktober 2019 komen te ontbreken. Op haar 18e jaar en binnen 5 jaar nadien beschikte eiseres nog over arbeidsvermogen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat eiseres ondanks klachten van chronische vermoeidheid in de periode 2012-2016 in staat is geweest om een Hbo-opleiding [opleiding] te volgen en haar diploma te behalen. Eiseres was daarom in deze periode belastbaar en beschikte over arbeidsvermogen. Eiseres is in februari 2017 aan het werk gegaan voor 20 uur per week als verkoopmedewerker en heeft dat over een langere periode, meer dan 2,5 jaar, volgehouden. Ook over deze periode beschikte eiseres volgens de verzekeringsarts over arbeidsvermogen. Eiseres heeft zich op 5 oktober 2019 ziekgemeld en is nadien niet meer in staat gebleken om de werkzaamheden duurzaam te hervatten. Uit de WIA-beoordeling blijkt dat eiseres per einde wachttijd ook beperkt belastbaar was in uren. Op basis hiervan concludeert de verzekeringsarts dat eiseres na haar ziekmelding niet beschikte over arbeidsvermogen. Het moment waarop het arbeidsvermogen ontbreekt stelt de verzekeringsarts daarom vast op 5 oktober 2019.
4.2.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en dossier-onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat hij, na eigen onderzoek en bestudering van het dossier, geen reden ziet om af te wijken van de conclusies van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiseres indertijd, voor het
18e jaar, al vermoeidheidsklachten en beperkingen in het arbeidsvermogen had, maar zij heeft nadien een Hbo-opleiding gevolgd en afgerond en van 2017 tot 2019 gewerkt bij de [supermarkt] . Op grond hiervan was er op het 18e jaar en vanaf 9 december 2008 sprake van arbeidsvermogen. De klachten waren binnen 5 jaar na het 18e jaar en tijdens de studie ook niet zodanig dat eiseres haar studie niet kon volgen of afronden. Eiseres was dan ook destijds in staat om ten minste 4 uur per dag iets te doen, hetzij opleiding en later ook werk. Bovendien was zij in staat om ten minste 1 uur aaneengesloten te werken. Eiseres had wel enige beperkingen, waarbij het vooral ging om zwaardere fysieke belasting en langdurig staan. Omdat eiseres 2 jaar heeft gewerkt heeft zij blijk gegeven van het hebben van werknemersvaardigheden. Inmiddels blijken de klachten zodanig toegenomen dat bij de WIA-beoordeling is aangegeven dat eiseres op arbeidskundige gronden volledig arbeidsongeschikt is en in bezwaar is dit duurzaam geacht. De argumentatie berust vooral op de behandelingen die de internist heeft ingezet. Omdat eiseres allerlei verschillende medicijnen heeft geprobeerd voor POTS die niet hielpen, is verbetering van de belastbaarheid voor de WIA niet of nauwelijks meer te verwachten. Dit is ruimschoots na de periode die in het kader van de Wajong beoordeeld dient te worden. De verzekeringsarts b&b stelt voorts ten aanzien van de diagnose POTS dat het niet zozeer gaat om de diagnose maar om de beperkingen. In dit geval had eiseres wel duidelijk klachten maar bleek daarmee in staat om een opleiding te volgen en daarna te werken. Met betrekking tot de beperkingen die in het kader van de WIA zijn gesteld geeft de verzekeringsarts b&b aan dat het daar gaat om de beperkingen van eiseres in 2022 terwijl het in deze zaak bij de Wajong gaat om de beperkingen op het 18e jaar en binnen 5 jaar nadien.
Standpunt UWV
5. Het UWV erkent op basis van deze conclusies van de verzekeringsartsen dat eiseres op de datum van de aanvraag om Wajong duurzaam geen arbeidsvermogen had. Het arbeidsvermogen is echter pas per 5 oktober 2019 duurzaam verloren gegaan. Dit betekent dat eiseres geen recht heeft op een Wajonguitkering. Doorslaggevend is namelijk dat er duurzaam geen arbeidsvermogen was op de 18e verjaardag of in de periode van 5 jaar daarna (in de periode van 9 december 2008 tot en met 9 december 2013). Eiseres had volgens het UWV over deze periode wel arbeidsvermogen, gelet op haar Hbo-opleiding en werkzaamheden bij de [supermarkt] . Dat eiseres volgens eigen zeggen aangewezen was op ondersteuning bij haar werkzaamheden en opleiding betekent niet dat het arbeidsvermogen eerder verloren is gegaan dan 5 oktober 2019. Eiseres heeft geen medisch objectiveerbare informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij op haar 18e verjaardag of 5 jaar daarna duurzaam geen arbeidsvermogen had. Ook uit het gegeven dat eiseres vanwege haar financiële situatie moest blijven werken, is niet af te leiden dat het arbeidsvermogen eerder verloren is gegaan. Dat eiseres vanaf 21 oktober 2021 in het kader van de WIA volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is aangemerkt en vanaf die datum een IVA-uitkering heeft gekregen, maakt dat niet anders omdat die datum ruim is gelegen na de hier te beoordelen periode van 9 december 2008 tot en met 9 december 2013.
Standpunt eiseres
6.1.
Eiseres betwist dat zij arbeidsvermogen had. Volgens eiseres heeft zij geen arbeidsvermogen, reeds voor haar 18e jaar niet, en is die situatie duurzaam.
6.2.
Met betrekking tot de werkzaamheden bij [supermarkt] stelt eiseres dat zij afhankelijk was van de medewerking van de planning en kon werken op haar eigen tempo, maar desondanks regelmatig is uitgevallen. De taken kostten eiseres meer tijd en energie, maar zij wist op dat moment nog niet dat dat aan haar medische toestand lag. Eiseres is namelijk pas later, in 2021, gediagnosticeerd met POTS. Haar klachten waren voordien echter al aanwezig.
Eiseres werkte aanvankelijk 20 uur verdeeld over 3 dagen, waarbij zij na een werkdag minimaal een vrije dag had zodat zij kon herstellen. Uiteindelijk was dit nog te belastend en is eiseres volledig uitgevallen. Overigens was eiseres genoodzaakt om in dienst van [supermarkt] te blijven vanwege de financiële situatie van haar en haar moeder.
6.3.
Ook het afronden van haar Hbo-opleiding viel eiseres zwaar en zij was eigenlijk niet in staat om naar behoren te functioneren. Eiseres was tijdens haar opleiding afhankelijk van begeleiding en ondersteuning van een studiegenoot. Eiseres heeft in eerste instantie meerdere malen haar stage niet succesvol kunnen afronden en zij heeft hierdoor langer over haar Hbo-studie gedaan dan haar medestudenten. Op het voortgezet onderwijs kampte eiseres al met dezelfde klachten, die eveneens leidden tot veel ziekteverzuim. Het eindexamen kon zij daardoor niet in één keer afleggen en heeft zij verspreid over 2 jaar op de VAVO gehaald.
6.4.
Dit duidt er nog maar eens op dat het hoge ziekteverzuim als gevolg van haar lage belastbaarheid al vanaf haar 15e jaar aanwezig was en eiseres betwist dat er sprake is geweest van periodes waarin zij geen klachten ervaarde. Dit volgt ook uit de rapportage van UWV-arts Ipenburg van 2 februari 2022. Daarin is vermeld dat eiseres al beperkingen had toen zij bij [supermarkt] werkte en al vanaf haar 16e jaar een aandoening heeft.
6.5.
Dat eiseres niet eerder gediagnosticeerd is met POTS is te wijten aan de huisarts die de klachten van eiseres niet serieus nam. De EBV-infectie die eiseres eerder had was het beginstadium van POTS. De klachten die eiseres ervaart zijn niet in de loop der jaren verdwenen maar enkel toegenomen. Als gevolg hiervan heeft eiseres geen arbeidsvermogen.
6.6.
Aan eiseres is met terugwerkende kracht vanaf 21 oktober 2021 een IVA-uitkering toegekend. Daarmee staat vast dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
6.7.
Volgens eiseres is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en disproportioneel en de belangenafweging onjuist.
Oordeel van de rechtbank
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat, omdat eiseres haar aanvraag voor een Wajong-uitkering geruime tijd na haar 18e verjaardag heeft ingediend, sprake is van een laattijdige aanvraag. In dat geval moet het UWV ook onderzoeken of eiseres binnen een periode van
5 jaar na haar 18e verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden. Volgens vaste recht-spraak draagt de aanvrager van een laattijdige aanvraag de bewijslast om met objectieve (medische) gegevens aannemelijk te maken dat hij op 18-jarige leeftijd en 5 jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen.
De te beoordelen periode betreft de periode van 9 december 2008 tot en met 9 december 2013.
7.2.
Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft.
Het UWV moet daarom eerst beoordelen of eiseres voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- eiseres kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- eiseres beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- eiseres kan niet een uur aangesloten werken
- eiseres is niet tenminste vier uur per dag belastbaar (dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen).
Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.
Bij de beoordeling maakt het UWV gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld.
De voor de beoordeling van het beroep (verder) belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7.3.
Eiseres heeft over de te beoordelen periode gesteld zij op school regelmatig heeft moeten verzuimen vanwege haar medische situatie en dat zij tijdens haar studie afhankelijk was van de ondersteuning van een studiegenoot. Ook nadien, bij de [supermarkt] , was zij afhankelijk van de medewerking van de planning. Bij de [supermarkt] kon eiseres op haar eigen tempo werken, maar is desondanks regelmatig uitgevallen.
7.4.
Eiseres heeft deze stellingen echter niet onderbouwd met stukken, terwijl het – omdat sprake is van een laattijdige aanvraag – op haar weg ligt om met objectieve (medische) gegevens aannemelijk te maken dat zij op 18-jarige leeftijd en 5 jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajonguitkering.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen, gelet op het voortgezet onderwijs en de Hbo-opleiding die eiseres heeft gevolgd en heeft afgesloten met een diploma in de te beoordelen periode en ook de nadien verrichtte werkzaamheden bij de [supermarkt] gedurende ruim 2,5 jaar, kunnen concluderen dat eiseres in de te beoordelen periode ten minste 4 uur per dag belastbaar was, in staat was 1 uur aaneengesloten te werken in een taak en over werknemersvaardigheden beschikte en dat haar arbeidsvermogen pas na de te beoordelen periode duurzaam verloren is gegaan op het moment dat zij bij de [supermarkt] uitviel, op 5 oktober 2019. Eiseres heeft het tegendeel in ieder geval niet aannemelijk gemaakt. Het UWV heeft dan ook terecht geweigerd aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen.
Dat eiseres met ingang van met ingang van 21 oktober 2021 recht heeft op een IVA-uitkering maakt niet dat zij ook recht heeft op een Wajonguitkering. De verzekeringsarts b&b erkent dat eiseres op haar 18e jaar en in de periode van 5 jaar daarna klachten en beperkingen had. Het feit dat de diagnose van haar klachten en beperkingen pas later is gesteld, doet niet af aan de vaststelling van zij al eerder klachten en beperkingen had. Die klachten en beperkingen waren echter niet zodanig dat zij daarmee in de te beoordelen periode geen studie kon volgen en afronden en nadien niet kon werken. De situatie van eiseres is daarna achteruit gegaan, zodanig dat dat heeft geleid tot een IVA-uitkering, maar dat betekent niet dat zij over de Wajongsbeoordelingsperiode, die veel eerder ligt dan het WIA-beoordelingsmoment, als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. De rechtbank acht deze toelichting afdoende.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van het UWV, waarbij aan eiseres een Wajonguitkering is geweigerd, standhoudt. Het beroep is daarom ongegrond.
Als gevolg hiervan heeft eiseres geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 12 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Wettelijk kader

Wajong
Artikel 1a:1
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 1a
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
2. Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.