ECLI:NL:RBZWB:2024:8774

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
10979433 CV EXPL 24-1198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk: tekortkomingen in uitvoering en schadevergoeding

In deze civiele zaak tussen [de klant] en [de aannemer] betreft het een overeenkomst van aanneming van werk voor het uitvoeren van werkzaamheden aan het dak van een vakantiewoning. De gedaagde, [de aannemer], heeft de werkzaamheden niet naar behoren uitgevoerd, wat heeft geleid tot schade aan de dakplaten door weersinvloeden. De eiser, [de klant], heeft de aannemer in gebreke gesteld, maar de aannemer heeft nagelaten om binnen een redelijke termijn de gebreken te herstellen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aannemer tekort is geschoten in zijn verplichtingen en moet een schadevergoeding betalen aan de klant. De schadevergoeding wordt verrekend met een openstaande factuur van de aannemer. De kantonrechter heeft de vordering van de klant tot schadevergoeding toegewezen, evenals de kosten voor deskundigenonderzoek en andere gemaakte kosten. De vordering van de aannemer in reconventie is afgewezen, en de aannemer is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10979433 \ CV EXPL 24-1198
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van

1.[klant 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[klant 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [de klant] ,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand,
tegen
[de aannemer] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [de aannemer] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V..
De zaak in het kort
Partijen zijn een overeenkomst van aanneming van werk met elkaar aangegaan, waarbij gedaagde werkzaamheden heeft verricht aan het dak van de vakantiewoning van eiser. Gedaagde heeft het werk niet goed uitgevoerd. Het dak is niet goed afgewerkt, gedaagde heeft de dakplaten niet volgens de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant afgedekt en gedaagde heeft eiser ook niet gewaarschuwd dat hij de dakplaten moest afdekken. Als gevolg hiervan zijn de dakplaten door weersinvloeden aangetast en is er vochtschade aan de dakplaten ontstaan. Gedaagde is niet binnen een redelijke gegeven termijn overgegaan tot herstel van de gebreken en moet nu een schadevergoeding aan eiser betalen. De schadevergoeding wordt verrekend met een nog openstaande factuur van gedaagde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 juni 2024 met de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de mondelinge behandeling van 18 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de spreekaantekeningen van [de aannemer] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 januari 2022 heeft [de klant] een e-mailbericht aan [de aannemer] gestuurd waarin hij zijn voorkeuren aangeeft voor de afbouw van de buitenzijde van de woning. Voor het dak stelt hij twee opties voor: Unidek dakplaten en Falksandwichpanelen, waarbij hij aangeeft:

Bij beide opties is het vooral fijn als de binnenzijde is afgewerkt en niet nog eens betimmerd hoeft te worden.”.
2.2.
Op 4 maart 2022 hebben [de klant] en [de aannemer] een overeenkomst gesloten voor het realiseren van een verbouwing van de vakantiewoning van [de klant] , gelegen aan [adres] . De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 80.426,66 inclusief btw.
2.3.
Op 3 oktober 2022 heeft [de klant] een e-mailbericht gestuurd aan [de aannemer] waarin hij aangeeft dat hij ontevreden is over de werkzaamheden die [de aannemer] heeft uitgevoerd.
2.4.
Op 7 oktober 2022 heeft [de aannemer] aan [de klant] een e-mailbericht gestuurd waarin zij aangeeft dat het altijd ging om ruwbouwwerkzaamheden, dat wil zeggen wind en waterdicht maken, behoudens de bestaande kozijnen die [de klant] zelf zou plaatsen. [de aannemer] geeft aan dat over de afwerking van de onderzijde van de dakplaten nooit besproken is dat dit zichtwerk moest worden en dat er over de keuze uit het type dakplaten nooit is gesproken. [de klant] laat dezelfde dag via e-mailbericht weten dat hij op 10 januari 2022 al heeft laten weten dat het fijn zou zijn als de binnenzijde afgewerkt is.
2.5.
Op 23 december 2022 heeft [de aannemer] een factuur aan [de klant] gestuurd ter hoogte van € 8.042,67.
2.6.
Op 17 januari 2023 heeft [de klant] een e-mailbericht gestuurd waarin hij aangeeft eerst een passende oplossing te willen voor enkele gebreken die hij aan [de aannemer] heeft gemeld.
2.7.
Op 18 januari 2023 laat [de aannemer] aan [de klant] weten dat ze ruwbouw hebben afgesproken en dat de afwerking van de dakplaten door [de klant] zou worden gedaan.
2.8.
Op 19 januari 2023 laat [de klant] weten dat er verschillende gebreken kleven aan de dakplaten. Gelet op de discussie van partijen geeft [de klant] aan dat hij een onafhankelijk persoon in zal schakelen en de factuur ‘on hold’ zal zetten.
2.9.
Op 31 januari 2023 vraagt [de klant] aan [de aannemer] om binnen 7 dagen na dagtekening te komen met een passende oplossing voor de beschadigde dakplaten en de doorberekende kosten die niet (volledig) zijn uitgevoerd, zoals de hijskraan. [de aannemer] reageert hier dezelfde dag op en geeft aan dat zij bij het standpunt blijft dat ruwbouw is afgesproken. Zij heeft tijdens de laatste werkzaamheden gaten opgevuld en stelt voor dat er vanuit Bouwgarant een Quickscan kan worden uitgevoerd door een externe adviseur, maar dat hieraan wel kosten verbonden zijn.
2.10.
Op 29 maart 2023 heeft (gemachtigde van) [de klant] een brief gestuurd aan [de aannemer] waarin hij aangeeft dat hij een bedrag van € 3.000,00 heeft voldaan aan [de aannemer] en nog een bedrag van € 5.042,67 heeft opgeschort vanwege gebreken aan de dakplaten. Hij heeft [de aannemer] een termijn van 14 dagen gegeven om de gebreken aan de dakplaten deugdelijk te herstellen.
2.11.
Op 2 juni 2023 heeft (gemachtigde van) [de aannemer] een e-mailbericht gestuurd aan [de klant] waarin onder meer staat:

Uw cliënten hebben hiertoe zelf dakpannen besteld. Wegens leveringsproblemen heeft het geruime tijd geduurd voordat deze dakpannen zijn aangebracht. Gelet hierop ziet cliënte dan ook niet in dat zij aansprakelijk is voor de gestelde waterschade en wijst dan ook elke aansprakelijkheid uitdrukkelijk af. Verder heb ik van cliënte begrepen dat zij op 7 november 2022 herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd aan de gaatjes in de dakplaten. Dit conform het advies van de fabrikant van de dakplaten. De gaatjes heeft cliënte vervolgens dicht geplamuurd. Aangezien uw cliënten zich met deze wijze van herstel niet konden verenigen heeft cliënte de dakplaten niet meer aansluitend licht kunnen schuren en afwerken met door de fabrikant beschikbaar gestelde verf. Er is derhalve sprake van crediteursverzuim zijdens uw cliënten, waardoor cliënte niet in verzuim kan verkeren door de sommatie in uw brief. Hoe nu verder? In uw brief vermeldt u een aantal vermeende gebreken aan de dakplaten. Voor zover cliënt hiervoor aansprakelijk is, is cliënte bereid om deze gebreken te herstellen. Het is in beginsel aan cliënte als aannemer om de wijze van herstel (nakoming) van de overeenkomst te bepalen. Dit is in principe volgens het advies van de leverancier van de dakplaten. In dit verband stelt cliënte voor dat zij met uw cliënten rechtstreeks een afspraak maakt om de gestelde gebreken te inspecteren en met uw cliënten de datum van herstel af te stemmen. Cliënte zal na het herstel (indien en voor zover cliënte daarvoor aansprakelijk is) het werk terstond opleveren. Na uitvoering van het werk dienen uw cliënte het nog openstaande bedrag ad € 5.042,67 binnen 3 dagen te voldoen.”.
2.12.
Op 1 september 2023 heeft Top Expertise (TOP) op verzoek van [de klant] een deskundigenrapport uitgebracht. Volgens TOP zijn de gebreken aan het dak veroorzaakt door een combinatie van factoren:
“De schade aan de binnenzijde van de dakpanelen is door een combinatie van factoren veroorzaakt. De dakpanelen zijn bij levering niet afgedekt opgeslagen door de wederpartij, waardoor weersinvloeden de dakpanelen aan de binnenzijde hebben aangetast. Na plaatsing van de dakpanelen zijn de panelen niet direct afgedekt, waardoor de panelen verder door weersinvloeden zijn aangetast. Bij zowel opslag als na aanbrenging dienen de panelen volgens de verwerkingsvoorschriften van Unilin te worden afgedekt. Daarnaast zijn de panelen handmatig aangebracht terwijl in de verwerkingsvoorschriften staat aangegeven dat de panelen met een hijskraan aangebracht moeten worden. De hijskraan is in de aannemingsovereenkomst overigens wel opgenomen. Het schuiven van de panelen is op diverse plaatsen zichtbaar. Voorts zijn er schroefgaten zichtbaar door het verkeerd bevestigen door de wederpartij.”.
2.13.
[de klant] heeft twee offertes opgevraagd voor het herstelwerk. [bouwbedrijf] heeft een offerte uitgebracht voor het aanbrengen van Agnesplafondplaten inclusief plinten voor het bedrag van € 5.448,87 inclusief btw.
Dakvensterwork heeft een offerte uitgebracht voor binnenzijde panelen uitraggelen, gipsplaten aanbrengen en stuken voor het bedrag van € 5.730,00 inclusief btw.
2.14.
Op 2 mei 2024 heeft Kiwa BDA Dak- en Geveladvies (BDA) op verzoek van [de aannemer] een deskundigenrapport opgesteld. Hierin staat onder meer:
“a. Wat is de omvang van de waterschade?
Antwoord vraag 1a: De waterschade is tweeledig. Er is waterschade ontstaan tijdens de opslag op locatie en er is waterschade ontstaan nadat de geïsoleerde dakelementen zijn aangebracht.
b. Kunt u met zekerheid concluderen dat de waterschade is veroorzaakt door de omstandigheden vóór dan wel tijdens het leggen van de dakplaten?
Antwoord vraag 1b: De schade is ontstaan doordat er niet voldaan is aan de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant. In beide gevallen, zowel bij opslag als wanneer de dakelementen zijn geplaatst, moeten deze afgedekt worden om de weersinvloeden te weren”.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[de klant] vordert - samengevat - veroordeling van [de aannemer] tot betaling van € 9.556,38, vermeerderd met rente en kosten, met veroordeling van [de aannemer] in de proceskosten.
3.2.
[de klant] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [de aannemer] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomst van aanneming van werk. [de klant] stelt dat [de aannemer] de werkzaamheden aan de dakpanelen niet deugdelijk heeft uitgevoerd, want de dakpanelen zijn aan de binnenkant beschadigd en er is schimmelvorming zichtbaar. Er zitten vochtplekken op de naden tussen de panelen, ontbreken de PVC-afwerkingsprofielen op meerdere plekken, ontbreekt er een gedeelte van een onderplaat van een van de panelen en zijn bij ten minste drie panelen ter hoogte van de gordingen boorgaten aanwezig. Ondanks verzoeken om de werkzaamheden deugdelijk te herstellen is [de aannemer] hier niet toe over gegaan. [de klant] vordert daarom (vervangende) schadevergoeding bestaande uit herstelkosten. Daarnaast vordert [de klant] de gemaakte deskundigenkosten voor het vaststellen van de schade, onterecht door [de aannemer] in rekening gebrachte kosten voor een hijskraan, en kosten voor het aanvragen van een nieuwe toegangspas omdat [de aannemer] deze niet heeft teruggegeven. [de klant] stelt dat hij op grond van de overeenkomst nog een bedrag van € 5.042,67 van [de aannemer] verschuldigd is, maar dat hij deze betaling heeft opgeschort en hij dit bedrag wil verrekenen met zijn vorderingen.
3.3.
[de aannemer] voert verweer. [de aannemer] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [de klant] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [de klant] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [de klant] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[de aannemer] erkent dat hij de dakplaten voor het aanbrengen had moeten afdekken, maar het afdekken van de dakplaten na het aanbrengen daarvan is niet zijn verantwoordelijkheid, omdat de verdere afwerking van het dak [de klant] zelf zou doen. Daarnaast erkent [de aannemer] dat er een aantal gebreken zijn die zij moet herstellen, maar zij voert aan dat [de klant] haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om deze te herstellen waardoor sprake is van schuldeisersverzuim. [de klant] kon zich namelijk niet verenigen met de herstelwijze door [de aannemer] . Verder voert [de aannemer] aan dat de herstelkosten die [de klant] vordert buitensporig hoog zijn en gebaseerd zijn op werkzaamheden die niet nodig zijn om tot deugdelijk herstel te komen. Partijen zijn nooit overeengekomen om het binnenwerk van de plafondplaten op te leveren met het hoog afwerkingsniveau, terwijl herstel volgens de twee overgelegde hersteloffertes van derde partijen wel tot een hoog afwerkingsniveau zou leiden.
in reconventie
3.5.
[de aannemer] vordert - samengevat - veroordeling van [de klant] tot betaling van € 5.042,67 met veroordeling van [de klant] in de proceskosten. [de aannemer] legt aan haar vordering ten grondslag dat [de klant] is tekortgeschoten in zijn betalingsverplichting uit de overeenkomst van aanneming van werk, nu hij het nog openstaande bedrag onbetaald heeft gelaten.
3.6.
[de klant] erkent dat hij het bedrag nog aan [de aannemer] verschuldigd is, maar voert aan dat dit verrekend moet worden met zijn vorderingen tot schadevergoeding en deskundigenkosten in conventie.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen beide geschillen gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk is zoals bedoeld in artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek (BW). Partijen zijn het er over een dat [de aannemer] de werkzaamheden niet helemaal goed heeft uitgevoerd. De vraag is of sprake is van een tekortkoming die [de aannemer] kan worden toegerekend en of [de aannemer] hiervoor (vervangende) schadevergoeding aan [de klant] moet betalen.
Tekortkoming
4.3.
Partijen zijn het er over eens dat sprake is van gebreken in de uitvoering van het werk. Deze gebreken bestaan kortgezegd uit (water)schade aan de dakpanelen, maar ook uit fouten in de afwerking zoals boorgaten en PVC-afwerkingsprofielen die ontbreken. Uit de beide rapporten van de deskundigen DBA en TOP volgt dat er twee oorzaken worden gegeven voor de waterschade, namelijk het niet afdekken van de dakplaten voor het aanbrengen én na het aanbrengen daarvan.
4.4.
[de aannemer] erkent dat hij fouten heeft gemaakt bij het bevestigen van de dakplaten. Ook erkent [de aannemer] dat hij de dakplaten voor het aanbrengen daarvan had moeten afdekken, zoals dat volgt uit de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant. [de aannemer] betwist echter dat zij verantwoordelijk is voor het afdekken van de dakplaten na het aanbrengen daarvan, omdat dit niet binnen haar opdracht valt en de verdere afwerking van het dak door [de klant] zelf zou worden gedaan.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 7:754 BW volgt dat [de aannemer] verplicht is om [de klant] te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover [de aannemer] deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. De dakplaten behoren tot het materiaal dat [de aannemer] gebruikt in het kader van zijn opdracht. Vast staat dat uit de verwerkingsvoorschriften volgt dat voor het goed uitvoeren van het werk het nodig was om de dakplaten meteen af te dekken na het aanbrengen. De kantonrechter is van oordeel dat [de aannemer] [de klant] hier op had moeten wijzen. Ter zitting heeft [de aannemer] aangegeven dat zij denkt dat zij [de klant] heeft gewaarschuwd, maar [de klant] heeft dit betwist zodat dit niet komt vast te staan. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [de aannemer] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst door [de klant] niet te waarschuwen.
4.6.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [de aannemer] de overeengekomen werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. [de aannemer] heeft het dak niet goed afgewerkt, de dakplaten niet conform de verwerkingsvoorschriften afgedekt en heeft [de klant] hier vervolgens ook niet voor gewaarschuwd. De kantonrechter stelt vast dat [de aannemer] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst en dat dit hem is toe te rekenen.
Verzuim
4.7.
[de aannemer] heeft als verweer gevoerd dat zij geen mogelijkheid heeft gehad om de gebreken te herstellen, waarmee de kantonrechter begrijpt dat [de aannemer] stelt dat zij niet in verzuim is. Op grond van artikel 6:82 lid 1 BW treedt verzuim in wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.8.
[de klant] heeft [de aannemer] op 29 maart 2023 in gebreke gesteld en haar een redelijke termijn gegeven waarbinnen de gebreken moesten worden hersteld. [de aannemer] heeft hierbij als verweer gevoerd dat die ingebrekestelling een lege huls is, omdat [de klant] de wijze van herstel van [de aannemer] toch niet goed vond, maar hier gaat de kantonrechter niet in mee. Dat partijen eerder discussie hebben gehad over de wijze van herstel, is onvoldoende om aan te nemen dat [de klant] niet de bedoeling had om [de aannemer] daadwerkelijk in de gelegenheid te stellen om de gebreken te herstellen. Als [de aannemer] twijfelde aan de bedoeling van [de klant] had hij hiernaar kunnen informeren. De functie van een ingebrekestelling is om de andere partij nog een laatste termijn voor nakoming te geven. Uit de ingebrekestelling volgt niet dat [de klant] voorwaarden heeft gesteld aan de wijze van herstel van de gebreken, maar dat [de aannemer] de gebreken mocht herstellen op een manier zoals zij dat wilde doen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [de klant] [de aannemer] op de juist wijze in gebreke heeft gesteld.
4.9.
Vervolgens heeft [de aannemer] op 2 juni 2023 gereageerd op de ingebrekestelling. De kantonrechter overweegt dat [de aannemer] op dat moment al in verzuim was, omdat de termijn van de ingebrekestelling was verstreken. De vraag is of deze reactie van [de aannemer] voldoende is om het verzuim te zuiveren. In de brief van 2 juni 2023 wijst [de aannemer] allereerst alle aansprakelijkheid uitdrukkelijk af. Vervolgens geeft zij aan dat zij bereid is om de gebreken te herstellen onder het voorbehoud “indien en voor zover cliënt daarvoor aansprakelijk is”. De kantonrechter is van oordeel dat deze reactie met een nadrukkelijk voorbehoud niet kan worden gezien als een aanbod tot nakoming. [de aannemer] heeft haar verzuim hiermee dus niet gezuiverd.
4.10.
De kantonrechter concludeert dat [de aannemer] een redelijke termijn heeft gekregen om tot herstel van de gebreken over te gaan. Door dit niet te doen binnen de gestelde termijn is [de aannemer] in verzuim komen te verkeren.
Vervangende schadevergoeding
4.11.
[de klant] heeft vervangende schadevergoeding gevorderd op grond van artikel 6:87 BW. De kantonrechter is van oordeel dat aan de vereisten van dit artikel zijn voldaan, want er is sprake van een tekortkoming, [de aannemer] is hiermee in verzuim en bij dagvaarding heeft [de klant] de vordering tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Door de omzetting gaat de oorspronkelijke verbintenis teniet en eindigt het verzuim van [de aannemer] . Dat betekent dat [de aannemer] vanaf dat moment niet meer kan nakomen of zijn verzuim kan zuiveren. [de aannemer] moet in plaats daarvan de schade die [de klant] heeft geleden vergoeden. Deze schade bestaat uit een vergoeding van de waarde van de uitgebleven en/of ondeugdelijke prestatie. Om deze waarde vast te stellen moet objectief gekeken worden naar wat het kost om de gemiste prestatie alsnog te laten uitvoeren. In dit geval is dit een dak zonder vochtschade en met een juiste afwerking.
Hoogte vervangende schadevergoeding
4.12.
[de klant] vordert een bedrag van € 5.448,87 aan herstelkosten en baseert zich op twee offertes. [de aannemer] heeft als verweer gevoerd dat die herstelwijze niet passend is, omdat niet goed is gekeken naar het feit dat die herstelwijze mooier en luxer is dan dat partijen oorspronkelijk zijn overeengekomen en [de klant] op deze manier bevoordeeld wordt. De kantonrechter begrijpt dat [de aannemer] zich hiermee beroept op voordeelstoerekening (artikel 6:100 BW).
4.13.
Tijdens de gehouden mondelinge behandeling heeft [de klant] toegelicht dat het dak herstellen met de oorspronkelijk overeengekomen platen een veel duurdere herstelwijze is, omdat dan het gehele dak er af moet. Ook het stuken van gipsplaten is een duurdere herstelwijze. [de klant] vraagt niet om een betere afwerking, maar de herstelwijze conform de offerte van [bouwbedrijf] komt volgens hem het meest in de buurt van hoe de oorspronkelijke afwerking zou zijn. Het herstel bestaat kortgezegd uit het bevestigen van “Agnes” plafondplaten aan de binnenkant, zodat het er weer netjes uit ziet. Dat het de bedoeling was dat de binnenzijde enigszins afgewerkt was (en niet nog eens betimmerd hoeft te worden), volgt naar het oordeel van de kantonrechter wel uit het
e-mailbericht van 10 januari 2022 van [de klant] hierover. [de aannemer] is het hier niet mee eens en verwijst in dit kader naar de door DBA voorgestelde herstelwijze die veel goedkoper is. Ter zitting is hierover besproken dat deze afwerking esthetisch minder mooi is dan de oorspronkelijk overeengekomen afwerking, omdat de huidige dakplaten dan alleen worden schoongemaakt en worden geverfd.
4.14.
De kantonrechter overweegt dat de herstelwijze van [de klant] een hoger afwerkingsniveau heeft dan dat partijen oorspronkelijk zijn overeengekomen. In zoverre wordt [de klant] bevoordeeld. De vraag is of het redelijk is om het voordeel in aanmerking te nemen bij de vaststelling van de te vergoeden schade. Vast staat dat de oorspronkelijk overeengekomen afwerking geen optie is. De door [de aannemer] voorgestelde herstelwijze van schoonmaken en verven voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan het niveau van wat partijen oorspronkelijk zijn overeengekomen. Overigens heeft [de aannemer] de kosten hiervan ook niet inzichtelijk gemaakt. Er is ook niet gesteld of gebleken dat er een andere reële en redelijke mogelijkheid tot herstel is. De kantonrechter ziet het voordeel als relatief beperkt, omdat het vooral gaat om een esthetische verbetering. Indien rekening zou worden gehouden met het voordeel zou [de klant] bovendien worden gedwongen om meer te betalen voor een hoger afwerkingsniveau, terwijl zij hier zelf niet voor heeft gekozen. In deze omstandigheden vindt de kantonrechter het niet redelijk om het voordeel in aanmerking te nemen bij de vaststelling van de schade. Het gevorderde bedrag aan herstelkosten zal daarom worden toegewezen.
Deskundigenkosten
4.15.
[de klant] vordert een bedrag van € 1.996,50 aan kosten die hij heeft moeten maken voor het laten uitvoeren van deskundigenonderzoek. Deze kosten zijn toewijsbaar als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid op grond van artikel 6:96 lid 2 BW.
Kosten nieuwe toegangspas
4.16.
De kosten die [de klant] heeft moeten maken voor een nieuwe toegangspas heeft [de aannemer] niet weersproken, zodat deze kosten van € 12,00 kunnen worden toegewezen.
Kosten hijskraan
4.17.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen een vaste prijs zijn overeengekomen voor de werkzaamheden. Hoe [de aannemer] het werk vervolgens uitvoert is aan [de aannemer] om te bepalen. [de aannemer] heeft hierover toegelicht dat hij uiteindelijk zes werknemers en een verreiker heeft ingezet om het werk uit te voeren in plaats van een (hijs)kraan, maar dat de kosten nagenoeg gelijk zijn gebleven. Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter de opdracht tussen partijen niet veranderd. [de klant] is deze kosten dus aan [de aannemer] verschuldigd.
Verrekening
4.18.
Gelet op het voorgaande betekent dit dat [de aannemer] in totaal een bedrag van € 7.457,37 (€ 5.448,87 + € 1.996,50 + € 12,00) aan [de klant] moet betalen voor herstelkosten, een toegangspas en deskundigenkosten. De over deze hoofdsom gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat [de klant] op dat moment aanspraak maakt op (vervangende) schadevergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat [de klant] bevoegd is om zijn vordering te verrekenen met het nog door hem aan [de aannemer] verschuldigde factuurbedrag van € 5.042,67, nu de vorderingen van partijen uit dezelfde rechtsverhouding voortvloeien. Na verrekening van bovenstaande bedragen moet [de aannemer] in totaal nog een bedrag van € 2.414,70 aan [de klant] betalen. De verrekening brengt ook mee dat de vordering van [de aannemer] in reconventie teniet is gegaan en dus moet worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19.
[de klant] vordert een bedrag van € 812,66 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde rente over deze buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
4.20.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
2.414,70
- buitengerechtelijke incassokosten
812,66
+
Totaal
3.227,36
Proceskosten
in conventie
4.21.
[de aannemer] is in het ongelijk gesteld in conventie en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de klant] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,92
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
999,92
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.23.
[de aannemer] is in het ongelijk gesteld in reconventie en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [de klant] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
238,00
(2 halve punten x € 238,00)
Totaal
238,00

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
veroordeelt [de aannemer] tot betaling aan [de klant] van een bedrag van € 3.227,36, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2024,
5.2.
veroordeelt [de aannemer] in de proceskosten van € 999,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [de aannemer] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [de aannemer] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [de aannemer] af,
5.7.
veroordeelt [de aannemer] in de proceskosten van € 238,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.