ECLI:NL:RBZWB:2024:8784

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
C/02/427064 / KG ZA 24-477 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en relatiebeding in franchiseovereenkomst

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de franchisenemer, aangeduid als H.O.D.N. UWASSISTENT, en de besloten vennootschap UWASSISTENT. De franchisenemer vorderde een voorlopige voorziening om UWASSISTENT te veroordelen tot nakoming van de afspraken uit de franchiseovereenkomst en het Franchisehandboek. De franchisenemer stelde dat zij geen toegang meer had tot het softwaresysteem Interleave, wat haar onderneming stillegde en haar in staat stelde om haar wettelijke verplichtingen niet na te komen.

De franchisenemer betwistte dat zij het non-concurrentiebeding had geschonden, terwijl UWASSISTENT stelde dat de franchisenemer werkzaamheden verrichtte voor een concurrent, de thuiszorgorganisatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de franchisenemer het non-concurrentiebeding had overtreden door haar werkzaamheden voor de thuiszorgorganisatie niet te melden en dat UWASSISTENT gerechtigd was om haar verplichtingen op te schorten. De vorderingen van de franchisenemer werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van UWASSISTENT.

De rechtbank concludeerde dat het non-concurrentiebeding geldig was en dat de franchisenemer had gehandeld in strijd met de voorwaarden van de franchiseovereenkomst. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de bescherming van de knowhow die door UWASSISTENT aan de franchisenemer was overgedragen. De uitspraak bevestigde de noodzaak van naleving van de contractuele verplichtingen in franchiseovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/427064 / KG ZA 24-477
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2024
in de zaak van
[franchisenemer] H.O.D.N. UWASSISTENT,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [franchisenemer] ,
advocaat: mr. D. Zwanikken,
tegen
de besloten vennootschap UWASSISTENT,
te Breda ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: UWassistent,
advocaat: mr. J.P.J. Schipperen.
.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 oktober 2024 met producties 1 t/m 20,
- de producties 1 t/m 29 van UWassistent,
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [franchisenemer] ,
- de pleitnota van UWassistent.

2.De feiten

2.1.
UWassistent exploiteert sinds 2013 een onderneming die ondersteunende diensten in en om huis aan particulieren (ouderen) aanbiedt door middel van het leveren van maatwerk en persoonlijke dienstverlening. Zij heeft daarvoor een franchiseformule ontwikkeld. UWassistent maakt gebruik van een landelijk netwerk, bestaande uit lokale zelfstandige ondernemers die als franchisenemer ondernemen.
2.2.
[franchisenemer] heeft op 5 september 2018 met UWassistent een franchiseovereenkomst (hierna: FO) gesloten waarna zij per 1 oktober 2018 als franchisenemer voor UWassistent actief is geworden. De samenwerking houdt, samengevat, in dat [franchisenemer] als zelfstandig onderneemster de franchiseformule van UWassistent mag gebruiken in het overeengekomen aandachtsgebied, in haar geval Zeeland. De overeenkomst loopt tot 30 september 2025.
2.3.
In de FO staan onder meer de volgende bepalingen:
“Artikel 1 Onderwerp van de overeenkomst
(…)
2. Franchisenemer verplicht zich hierbij tot het uitsluitende gebruik van de Franchiseformule overeenkomstig deze overeenkomst en het Formulehandboek (…).
3. Het gebruik van de Franchiseformule is Franchisenemer uitsluitend toegestaan in verband met haar optreden in hoedanigheid als Franchisenemer.
(..).
Artikel 13 Non-concurrentie en relatiebeding.
1. Het is Franchisenemer, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Franchisegever, niet toegestaan om gedurende de looptijd van deze overeenkomst, alsmede in een periode van één jaar daarna, direct of indirect in haar aandachtsgebied (…) producten en/of diensten aan te bieden die overeenstemmen met en/of aanverwant zijn aan de producten en/of diensten die Franchisenemer krachtens deze overeenkomst aanbiedt en die derhalve (kunnen) concurreren met de (bedrijfs)activiteiten van Franchisegever, waaronder doch niet uitsluitend begrepen de producten en/of diensten als vermeld in het Formulehandboek. Dit in verband met de onmisbare bescherming van de knowhow die Franchisegever gedurende de looptijd van deze overeenkomst aan Franchisenemer heeft overgedragen en/of aan haar ter beschikking heeft gesteld. |(…)
5. Bij constatering van de overtreding van enige in dit artikel omschreven verplichting zal Franchisegever, Franchisenemer schriftelijk in kennis stellen van de geconstateerde overtreding en Franchisegever aan Franchisenemer een redelijke termijn gunnen om de overtreding te (doen) beëindigen. Indien de overtreding na het verstrijken van deze termijn voortduurt, verbeurt Franchisenemer ten behoeve van Franchisegever een onmiddellijk opeisbare boete van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro) alsmede een boete van € 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro) per dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 50.000,00 (zegge: vijftigduizend euro), onverminderd het recht van Franchisegever om volledige schadevergoeding te vorderen.“.
2.4.
[franchisenemer] is op grond van het Formulehandboek verplicht om het softwaresysteem “Interleave” te gebruiken. Dit is een platform voor relatiebeheer, facturatie en vacatures. In dit systeem staan onder meer alle persoonlijke gegevens van cliënten, dienstverleners en leads en via het systeem worden deze aan elkaar gekoppeld.
2.5.
Op 10 en 16 september 2024 hebben (online) gesprekken plaatsgevonden tussen UWassistent en [franchisenemer] , waarbij UWassistent [franchisenemer] heeft verweten dat zij in strijd handelt met artikel 13 FO door werkzaamheden te verrichten voor [thuiszorgorganisatie] . [franchisenemer] heeft dat ontkend.
2.6.
Bij brief van 20 september 2024 heeft UWassistent [franchisenemer] medegedeeld dat zij het concurrentie- en relatiebeding heeft geschonden. [franchisenemer] is een boete in rekening gebracht van € 15.000,00, met het verzoek deze uiterlijk 30 september 2024 te voldoen. Daarnaast heeft UWassistent [franchisenemer] te kennen gegeven dat zij heeft besloten [franchisenemer] per direct op non-actief te zetten en dat haar activiteiten zullen worden opgeschort tot nader bericht. UWassistent heeft [franchisenemer] daarna de toegang tot Interleave ontzegd.
2.7.
In reactie hierop heeft [franchisenemer] heeft bij brief van haar advocaat van 24 september 2024 de haar verweten handelwijze betwist. UWassistent is gesommeerd haar uiterlijk op 25 september 2024 om 09.00 uur weer toegang te geven tot alle systemen van UWassistent en de FO na te komen en na te blijven komen.
2.8.
UWassistent heeft daar niet aan voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[franchisenemer] vordert als voorlopige voorziening, samengevat, UWassistent te veroordelen tot nakoming van de afspraken uit de FO en het Franchisehandboek, onder andere door [franchisenemer] per direct, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, in de gelegenheid te stellen om zonder enige beperking haar vestiging te kunnen exploiteren, zulks op straffe van een dwangsom en met veroordeling van UWassistent in de kosten van het geding.
3.2.
[franchisenemer] stelt zich allereerst op het standpunt dat er geen sprake is van een geldig non-concurrentie en relatiebeding omdat artikel 13 FO nietig is. Verder betwist [franchisenemer] dat zij het non-concurrentiebeding heeft geschonden. UWassistent heeft daarom ten onrechte haar verplichtingen uit hoofde van de FO opgeschort. Door [franchisenemer] geen toegang tot Interleave te verschaffen schiet UWassistent tekort in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de FO. Bovendien is het niet verschaffen van technische ondersteuning in strijd met het bepaalde in artikel 7:919 BW.
Ten slotte stelt [franchisenemer] dat de maatregel van UWassistent buitenproportioneel is.
[franchisenemer] heeft spoedeisend belang bij haar vordering, omdat zij, nu zij geen toegang meer heeft tot Interleave, haar vestiging niet meer kan exploiteren. Zij lijdt daardoor grote schade.
3.3.
Volgens UWassistent is er sprake van een geldig non-concurrentiebeding. [franchisenemer] heeft dat overtreden omdat zij ook werkzaamheden voor [thuiszorgorganisatie] verricht. [franchisenemer] is diverse malen in de gelegenheid gesteld om openheid van zaken te geven met betrekking tot haar werkzaamheden voor [thuiszorgorganisatie] maar zij heeft daarover hardnekkig gezwegen en zelfs gelogen. Dat is voldoende grond om de franchiseovereenkomst per direct op te zeggen. UWassistent is er echter niet op uit om de samenwerking met [franchisenemer] te verbreken. UWassistent heeft daarom gekozen voor de minder vergaande maatregel van schorsing – door de voorzieningenrechter uitgelegd als opschorting van haar verplichtingen uit de overeenkomst - en [franchisenemer] de toegang tot Interleave te ontzeggen. Deze maatregel is rechtsgeldig en gerechtvaardigd. UWassistent heeft namelijk gegronde vrees dat haar bedrijfsdebiet wordt aangetast doordat [franchisenemer] gegevens uit Interleave gebruikt ten behoeve van [thuiszorgorganisatie] . [franchisenemer] heeft zelf in de hand hoe lang deze maatregel voortduurt, omdat UWassistent bereid is met haar passende afspraken te maken als [franchisenemer] openheid biedt. De vordering van [franchisenemer] moet daarom worden afgewezen, met veroordeling van [franchisenemer] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de voorziening, zoals onder I in het petitum van de dagvaarding verwoord, onbepaald is. De voorzieningenrechter leidt uit de inhoud van de dagvaarding af dat het [franchisenemer] te doen is om weer toegang te verkrijgen tot het softwaresysteem Interleave. De brede formulering beperkt zich daar echter niet toe. De voorzieningenrechter begrijpt de vordering aldus dat [franchisenemer] ook een ordemaatregel wil ter voorkoming dat aan het zogenaamde non-actiefstellen op een bepaalde manier inhoud wordt gegeven waardoor zij opnieuw de onderhavige en/of andere beperkingen zou kunnen ondervinden bij het exploiteren van haar vestiging.
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voor-zieningenrechter moet daarom beoordelen of [franchisenemer] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.3.
[franchisenemer] heeft gesteld dat haar onderneming, doordat haar de toegang tot Interleave is ontzegd, volledig stilligt en dat zij niet kan voldoen aan haar wettelijke verplichtingen, zoals het doen van haar Btw-aangifte. [franchisenemer] heeft daarmee het spoedeisend belang bij haar vorderingen voldoende onderbouwd. Het spoedeisend belang wordt door UWassistent ook niet betwist.
Is het non-concurrentie en relatiebeding nietig?
4.4.
[franchisenemer] stelt zich op het standpunt dat het non-concurrentiebeding en relatiebeding nietig is, omdat deze niet voldoet aan de in artikel 7:920 lid 2 BW gestelde voorwaarden. Volgens UWassistent voldoet het non-concurrentiebeding wel aan de gestelde voorwaarden en is het dus geldig.
4.5.
In Artikel 7:920 lid 2 BW is bepaald dat een beding dat de franchisenemer beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de franchiseovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn slechts geldig is als:
a. het op schrift is gesteld;
b. de beperking tot uitoefening van werkzaamheden enkel betrekking heeft op goederen of diensten die concurreren met de goederen of diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking heeft;
c. de beperking onmisbaar is om de door de franchisegever aan de franchisenemer overgedragen knowhow te beschermen
d. het de duur van een jaar na het einde van de franchiseovereenkomst niet overschrijdt, en
e. de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de betreffende franchiseovereenkomst heeft geëxploiteerd.
Ad a.
4.6.
Vast staat dat het non concurrentie en relatiebeding beding op schrift is gesteld, zodat aan deze voorwaarde is voldaan.
Ad b.
Volgens [franchisenemer] is er geen sprake van concurrerende diensten, omdat [thuiszorgorganisatie] uitsluitend diensten verleent door middel van Zorg in Natura en UWassistent geen Zorg in Natura kan leveren en uitsluitend diensten verleent via het Persoonsgebonden Budget (PGB).
4.7.
UWassistent stelt zich op het standpunt dat er wel sprake is van concurrerende diensten.
4.8.
De beperking met betrekking tot het aanbieden van diensten die overeenstemmen met en/of aanverwant zijn aan de producten en/of diensten die Franchisenemer krachtens deze overeenkomst aanbiedt, heeft betrekking op diensten ter ondersteuning van privépersonen in het persoonlijk huiselijk leven c.q. zorgsfeer. Deze diensten worden door zowel UWassistent als door [thuiszorgorganisatie] aangeboden. Beide organisaties richten zich op huishoudelijke hulp, individuele begeleiding, persoonlijke verzorging en mantelzorgondersteuning. Anders dan [franchisenemer] stelt is niet aannemelijk geworden dat er een voldoende afgebakend onderscheid kan worden gemaakt tussen de diensten die op basis van de Zorg in Natura worden verleend danwel via het PGB. Zowel Zorg in Natura als zorg via het PGB worden vergoed via de Wet langdurige zorg. UWassistent heeft gesteld dat cliënten die Zorg in Natura afnemen kunnen switchen naar PGB. Ook is het volgens haar mogelijk om bij haar via onderaannemers met wie zij samenwerkt Zorg in Natura af te nemen. [franchisenemer] heeft dit niet, althans niet voldoende gemotiveerd weersproken. Bovendien heeft [franchisenemer] tijdens de mondelinge behandeling erkend dat er een overlap is tussen de bekostiging van dezelfde diensten, die de ene keer via de WMO worden vergoed en een andere keer via het PGB
4.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan deze voorwaarde is voldaan.
Ad c:
4.10.
[franchisenemer] stelt zich op het standpunt dat er geen knowhow aan haar is overgedragen door UWassistent zodat aan deze voorwaarde niet is voldaan. Zij heeft haar vestiging zonder steun van UWassistent opgebouwd. Zij heeft alleen het Formulehandboek ontvangen. Dit bevat echter alleen algemene informatie. De knowhow is ook niet door UWassistent beschreven, zodat deze onbekend is. Daarnaast is aan haar slechts een enkele keer een algemene, niet verplichte cursus aangeboden. Bovendien wordt het non-concurrentiebeding niet ingeroepen ter bescherming van de knowhow van UWassistent maar ter bescherming van omzetderving.
4.11.
UWassistent betwist dat en stelt dat zij weldegelijk knowhow aan [franchisenemer] heeft overgedragen:
- franchisenemers krijgen uitgebreide trainingen en hebben toegang tot een digitale omgeving zodat zij op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen in de markt.
- franchisenemers hebben vrijelijk toegang tot kant-en-klare juridische documenten, zoals arbeidsovereenkomsten en overeenkomsten met dienstverleners,
- in het Formulehandboek is uitgebreid beschreven wat het businessplan is, wat het commerciële model is en wat de prijsstrategie is van de franchiseorganisatie. De franchisenemer heeft ook inzicht in de marges,
- franchisenemers hebben kennis van en toegang tot een geavanceerd IT-systeem dat ervoor zorgt dat processen als urenregistratie, facturatie, koppelingen CRM zoveel als mogelijk zijn geautomatiseerd,
- zij biedt franchisenemers een format ondernemingsplan aan op basis waarvan deze het ondernemingsplan kunnen schrijven,
- zij zorgt ervoor dat leads die centraal binnenkomen worden doorgezet, waardoor omzet bij de franchisegever wordt gegenereerd,
- de franchisenemer heeft direct toegang tot de contactgegevens van de dienstverleners die zich bij UWassistent hebben aangeschreven in het aandachtsgebied.
4.12.
Artikel 7:911 lid 2 sub a omschrijft knowhow als: “
zijnde een geheel van niet door een intellectueel eigendomsrecht beschermde praktische informatie, voortvloeiend uit de ervaring van de franchisegever en uit de door hem uitgevoerde onderzoeken, welke informatie geheim, wezenlijk en geïdentificeerd is”.
Geheim betekent dat de knowhow niet algemeen bekend of gemakkelijk verkrijgbaar is,
Wezenlijk betekent dat de knowhow voor de franchisenemer belangrijk en nuttig is voor de exploitatie van de franchiseonderneming,
Geïdentificeerd betekent dat de knowhow zodanig volledig beschreven is, dat kan worden nagegaan of deze aan de criteria van geheim en wezenlijk voldoet.
4.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op basis van de toelichting van UWassistent en het overgelegde Formulehandboek voldoende komen vast te staan dat UWassistent geheime, wezenlijke en geïdentificeerde informatie heeft verschaft die voldoet aan de hiervoor genoemde vereisten. Weliswaar betreffen diverse onderdelen van het Formulehandboek meer algemene onderwerpen, zoals bijvoorbeeld het Juridisch Kader, maar dat neemt niet weg dat het geheel van informatie een uitgewerkt en gespecialiseerd concept inhoudt voor een dienstverlenend bedrijf ter ondersteuning van privépersonen in de zorgsfeer. Het Formulehandboek bevat zowel marketingelementen als logistieke en bedrijfsprocessuele elementen. Zo bevat het een exploitatieoverzicht, waaronder: (provisie)vergoedingen, richtlijnen met betrekking tot tarieven en marges, en bonussen. Ook wordt er de commerciële strategie in beschreven. De markt wordt gedefinieerd, de vraagkant van de markt, de wijze waarop franchisenemers op die vraag moeten inspelen en hoe zij zich moeten opstellen. Daarnaast bevat het handboek beschrijvingen die de uniformiteit en uitstraling van de franchiseorganisatie beogen te garanderen. Anders dan [franchisenemer] meent is dit geen algemene informatie die door iedere marketeer zou kunnen worden opgesteld. In het handboek worden keuzes gemaakt die specifiek zien op de aangeboden dienstverlening. Ten slotte bevat het handboek ook elementen van operationele en organisatorische aard: deze zijn terug te vinden in het softwaresysteem Interleave. [franchisenemer] heeft te kennen gegeven dat zij haar onderneming niet kan exploiteren als zij geen toegang heeft tot dit systeem. Daarmee is het belang van dit systeem onderschreven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er dan ook sprake van beschermingswaardige knowhow.
Ad d. en e.
4.14.
Partijen zijn het erover eens dat aan deze voorwaarden is voldaan.
4.15.
Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat er sprake is van een nietig non-concurrentie en relatiebeding.
Heeft [franchisenemer] gehandeld in strijd met het non-concurrentie en relatiebeding?
4.16.
In rechtsoverweging 4.8. is overwogen dat de diensten van [thuiszorgorganisatie] overeenstemmen met en/of aanverwant zijn aan de diensten die zij op grond van de FO aanbiedt. Het enige verschil tussen deze diensten is dat deze uit verschillende bronnen gefinancierd kunnen worden: namelijk de diensten van UWassistent via het PGB en de diensten van [thuiszorgorganisatie] via de WMO. Daaraan is ook nog een derde bron toe te voegen, namelijk de bekostiging door de cliënt zelf, zonder vergoeding van overheidswege.
4.17.
[franchisenemer] heeft aangevoerd dat de keuze voor de financieringsvorm buiten haar om gaat. Juist vanwege de centrale rol die [franchisenemer] als bemiddelaar inneemt bij het zoeken van een passend aanbod bij de behoefte van de cliënt acht de voorzieningenrechter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet geloofwaardig dat de financieringsvorm geen element is bij het maken van de keuze. Het betoog van [franchisenemer] gaat in ieder geval niet op ingeval van bekostiging door de cliënt zelf. Dit betekent dat mede door invloed van [franchisenemer] keuzes kunnen worden gemaakt of een cliënt via de franchiseorganisatie wordt bediend of door [thuiszorgorganisatie] . Daarmee is dus niet uit te sluiten dat [franchisenemer] leads/cliënten van UWassistent doorzet naar [thuiszorgorganisatie] .
4.18.
[franchisenemer] heeft gesteld dat zij geen enkele ondersteuning heeft (gehad) van UWassistent, maar de voorzieningenrechter acht dit ongeloofwaardig gelet op de omstandigheid dat de FO tussen partijen diverse malen is verlengd. [franchisenemer] is vanaf 2018 franchisenemer van UWassistent. Zij heeft de kennis en ervaring verworven over de mogelijkheden en onmogelijkheden die er zijn binnen de behoeften van cliënten die zorg en ondersteuning zoeken in de huiselijke sfeer en welke keuzes daarbinnen gemaakt kunnen worden. UWassistent heeft er belang bij dat die kennis en ervaring van [franchisenemer] niet tijdens de looptijd van de overeenkomst, maar ook niet daarna, wordt gebruikt op een wijze waarop anderen dan UWassistent daarvan profiteren. UWassistent heeft het non-concurrentie en relatiebeding dus niet ingeroepen ter bescherming van de omzetderving zoals [franchisenemer] heeft gesteld maar om de bescherming van de overgedragen knowhow.
4.19.
Al wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat [franchisenemer] het non-concurrentie en relatiebeding van artikel 13 FO heeft overtreden. Zij heeft lange tijd haar werkzaamheden voor [thuiszorgorganisatie] verzwegen, terwijl zij had moeten weten dat zij daarvan melding had moeten maken. Zelfs nadat zij door UWassistent werd geconfronteerd met zeer sterke aanwijzingen van het tegendeel, heeft zij gelogen over haar werkzaamheden voor [thuiszorgorganisatie] . Zij heeft uiteindelijk erkend dat zij hierover gelogen heeft, naar haar zeggen omdat zij bang was voor de reactie van UWassistent. Deze laatste omstandigheid werkt slechts in haar nadeel nu zij daarmee blijkt geeft van tenminste een vermoeden dat zij zelf de franchiseovereenkomst schond.
4.20.
Gelet op dit alles is het beroep van UWassistent om haar verplichtingen uit hoofde van de FO op te schorten gegrond en proportioneel. De vorderingen van [franchisenemer] worden afgewezen.
4.21.
[franchisenemer] moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten (inclusief de nakosten) van UWassistent betalen. De proceskosten worden begroot op:
− griffierecht € 688,00
− salaris advocaat € 1.107,00
− nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [franchisenemer] af,
5.2.
veroordeelt [franchisenemer] in de proceskosten van UWassistent van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.