In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de franchisenemer, aangeduid als H.O.D.N. UWASSISTENT, en de besloten vennootschap UWASSISTENT. De franchisenemer vorderde een voorlopige voorziening om UWASSISTENT te veroordelen tot nakoming van de afspraken uit de franchiseovereenkomst en het Franchisehandboek. De franchisenemer stelde dat zij geen toegang meer had tot het softwaresysteem Interleave, wat haar onderneming stillegde en haar in staat stelde om haar wettelijke verplichtingen niet na te komen.
De franchisenemer betwistte dat zij het non-concurrentiebeding had geschonden, terwijl UWASSISTENT stelde dat de franchisenemer werkzaamheden verrichtte voor een concurrent, de thuiszorgorganisatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de franchisenemer het non-concurrentiebeding had overtreden door haar werkzaamheden voor de thuiszorgorganisatie niet te melden en dat UWASSISTENT gerechtigd was om haar verplichtingen op te schorten. De vorderingen van de franchisenemer werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van UWASSISTENT.
De rechtbank concludeerde dat het non-concurrentiebeding geldig was en dat de franchisenemer had gehandeld in strijd met de voorwaarden van de franchiseovereenkomst. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de bescherming van de knowhow die door UWASSISTENT aan de franchisenemer was overgedragen. De uitspraak bevestigde de noodzaak van naleving van de contractuele verplichtingen in franchiseovereenkomsten.