Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
Volgens de Hoge Raad betekent deze bewijsminimumregel in zedenzaken, waarin het in de kern vaak gaat om het woord van aangever tegen dat van de verdachte, niet dat vereist is dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer die verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Deze bewijsmiddelen moeten voldoende steun geven aan de verklaring van aangever. Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van de verklaring van die getuige, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank moet beoordelen of voor de belastende verklaring van [slachtoffer] , dat verdachte haar heeft verkracht, voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
- de meldplicht bij de jeugdreclassering;
- dat verdachte zal meewerken aan delictbespreking en hulpverlening/behandeling indien deze door de jeugdreclassering als noodzakelijk wordt gezien;
- een contactverbod met [slachtoffer] .
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming Brabant, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, locatie [plaats] , te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd);
- mee zal werken aan delictbespreking en hulpverlening/behandeling indien deze door de jeugdreclassering als noodzakelijk wordt gezien,
- de meldplicht bij de jeugdreclassering;
- dat verdachte zal meewerken aan delictbespreking en hulpverlening/behandeling indien deze door de jeugdreclassering als noodzakelijk wordt gezien;
- een contactverbod met [slachtoffer] .
7.De benadeelde partij
(€ 7,99), schoenen (€ 119,00) en ondergoed (€ 4,00). Het totaal is € 180,88.
€ 155,98 ten aanzien van de kleding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
1 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
;
een jeugddetentie van 122 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaardendat verdachte:
23 december 2024zal melden bij de jeugdreclassering van
Stichting Jeugdbescherming Brabantte Tilburg en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
[slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2007, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht; de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
van rechtswege gelden de bijzondere voorwaardendat verdachte:
Stichting Jeugdbescherming Brabantte Tilburg op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
een werkstraf van 200 uren;
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
100 dagen;
[slachtoffer]van
€ 3.655,98, waarvan
€ 155,98aan materiële schade en
€ 3.500,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 september 2022 tot aan de dag der voldoening;
[slachtoffer],
€ 3.655,98te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 september 2022 tot aan de dag der voldoening.