ECLI:NL:RBZWB:2024:8812

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11046464 CV EXPL 24-1875 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor zorgverlening

In deze civiele zaak heeft SK Begeleiding op 11 december 2024 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van onbetaalde facturen voor zorg verleend aan [budgethouder] in de maanden november 2022, december 2022 en januari 2023. SK Begeleiding stelt dat de facturen niet zijn betaald en vordert een bedrag van € 15.570,26, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering van SK Begeleiding afgewezen. De rechter oordeelt dat de opzegging van de zorgovereenkomst door de broer van [budgethouder] op 6 november 2022 rechtsgeldig was, ondanks dat de opzegtermijn van één maand niet in acht is genomen. SK Begeleiding heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er in de genoemde maanden daadwerkelijk zorg is verleend aan [budgethouder]. Hierdoor is niet komen vast te staan dat de facturen onterecht onbetaald zijn gelaten. De kantonrechter heeft SK Begeleiding ook veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11046464 \ CV EXPL 24-1875
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
SK BEGELEIDING OP MAAT B.V.,
te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: SK Begeleiding,
gemachtigde: mr. M. Nolet,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,,
gemachtigde: mr. I.E. Besselink.

1.Waar de zaak over gaat

SK Begeleiding heeft facturen aan [gedaagde] als gewaarborgde hulp van [budgethouder] verzonden voor door haar verleende zorg in november en december 2022 en januari 2023. Deze facturen zijn niet betaald. In deze procedure vordert zij betaling van deze facturen. De kantonrechter wijst de vordering van SK Begeleiding af. Hieronder legt de kantonrechter dit oordeel uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juni 2024
- de mondelinge behandeling van 8 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

Tussen partijen staan de volgende relevante feiten vast:
Op 1 januari 2015 is de Wet langdurige zorg (Wlz) in werking getreden. De Wlz is een verplichte publiekrechtelijke sociale ziektekostenverzekering voor langdurige zorg. Een verzekerde met een Wlz-indicatie kan onder meer aanspraak maken op een persoonsgebonden budget (hierna: pgb). Door middel van een pgb kan een verzekerde zelf zorg inkopen bij een zorgverlener. De persoon aan wie het pgb is verleend en die zorg nodig heeft (verzekerde), wordt de budgethouder genoemd;
de verzekerde of budgethouder is verantwoordelijk voor nakoming van de administratie en verantwoordingsplicht. Sommige verzekerden zijn verplicht op grond van artikel 5.6 van de Regeling langdurige zorg om over een gewaarborgde hulp te beschikken: iemand die namens de budgethouder de pgb-zaken beheert en instaat voor de nakoming van de aan het pgb verbonden verplichtingen;
de gewaarborgde hulp sluit namens de budgethouder een zorgovereenkomst met zorgverleners. Zowel het zorgkantoor als de SVB moeten vervolgens de zorgovereenkomsten goedkeuren waarna deze in het PGB Portaal wordt gezet. De zorgverlener stuurt aan de gewaarborgde hulp de facturen of urendeclaraties voor de door haar verleende zorg en de gewaarborgde hulp uploadt deze facturen in het PGB Portaal waarna de facturen bij de SVB terecht komen. Als de SVB deze facturen goedkeurt worden ze vanuit het pgb van de budgethouder aan de zorgverlener betaald;
SK Begeleiding heeft vanaf 31 januari 2022 zorg verleend aan [budgethouder] op basis van een zorgovereenkomst van opdracht. [budgethouder] was als budgethouder verplicht een gewaarborgde hulp in te schakelen die namens hem verantwoordelijk was voor het pgb-beheer. Deze gewaarborgde hulp was tot 25 januari 2023 mevrouw [naam] . Vanaf 25 januari 2023 was [gedaagde] de gewaarborgde hulp van [budgethouder] ;
op 6 november 2022 ontving SK Begeleiding een brief per WhatsApp van de broer van [budgethouder] waarin de zorgovereenkomst van opdracht met onmiddellijke ingang is opgezegd namens [budgethouder] ;
op 31 januari 2023 is door CZ Zorgkantoor een bericht aan SK Begeleiding gestuurd dat de zorgovereenkomst is beëindigd door [budgethouder] per
5 november 2022;
bij brief van 6 februari 2023 heeft [gedaagde] de zorgovereenkomst met SK Begeleiding opgezegd, met terugwerkende kracht per 5 november 2022;
de facturen van SK Begeleiding over de maanden november en december 2022 en januari 2023 zijn niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
SK Begeleiding vordert - samengevat – dat [gedaagde] aan haar een bedrag van
€ 15.570,26 betaalt te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
SK Begeleiding legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. SK Begeleiding verleende vanaf 31 januari 2022 zorg aan [budgethouder] , die PGB ontvangt op grond van de Wlz. Op 6 november 2023 heeft zijn broer de overeenkomst met SK Begeleiding opgezegd. Volgens SK Begeleiding is deze opzegging ongelding want het is niet door een bevoegd persoon opgezegd en de opzegtermijn is niet in acht genomen. SK begeleiding is zorg blijven aanbieden in de maanden november en december 2022 en januari 2023 en heeft daarom recht op betaling van die facturen. [gedaagde] heeft zijn zorgplicht geschonden door deze facturen niet uit te betalen en daarmee heeft hij onrechtmatig gehandeld tegenover SK begeleiding.
4.3.
[gedaagde] betwist dat hij een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Hij betwist de causaliteit want hij was geen partij bij de zorgovereenkomst tussen SK Begeleiding en [budgethouder] . Bovendien was hij geen gewaarborgde hulp toen de gevorderde zorgkosten zijn gemaakt en is de zorgovereenkomst geëindigd voordat [gedaagde] gewaarborgde hulp werd. [gedaagde] voert aan dat er geen schade is geleden door SK Begeleiding omdat zij in de betreffende periode geen zorg heeft verleend. [gedaagde] concludeert daarom dat SK Begeleiding ook geen recht heeft op vergoeding van de juridische kosten, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De opzegging van 6 november 2022 is rechtsgeldig
5.1.
Tussen partijen is in geschil of de opzegging op de juiste wijze en door de juiste persoon is gedaan. SK Begeleiding betwist dat de opzegging op de juiste wijze is gedaan en verwijst ter onderbouwing van haar standpunt onder meer naar wat daarover is vermeld in de tussen SK Begeleiding en [budgethouder] gesloten zorgovereenkomst van opdracht (pagina 6): “
Welke opzegtermijn geldt er
De budgethouder en de zorgverlener mogen de zorgovereenkomst tussentijds opzeggen. Er geldt een opzegtermijn van 1 maand. Maar in goed overleg kan de zorgovereenkomst ook zonder opzegtermijn worden gestopt. De opdrachtnemer mag de overeenkomst alleen opzeggen als daarvoor dringende redenen zijn zoals deze in het Burgerlijk Wetboek staan. Dan geldt ook een opzegtermijn van 1 maand. in goed overleg kan een andere opzegtermijn worden afgesproken.”Dit betekent volgens SK Begeleiding dat de broer van [budgethouder] dus niet namens hem de zorgovereenkomst van opdracht op had kunnen zeggen. [gedaagde] betwist dat de opzegging niet rechtsgeldig is.
5.2.
De kantonrechter is met [gedaagde] van oordeel dat sprake is van een rechtsgeldige opzegging. Uit de door partijen overgelegde stukken en wat ter zitting is aangevoerd volgt dat [budgethouder] niet zelf in staat was om een opzegging op te stellen en te ondertekenen vanwege zijn aandoening. Het ligt daarbij voor de hand dat iemand dit daarom namens [budgethouder] heeft gedaan. Het verweer van SK Begeleiding dat een opzegging in dit geval dan namens de gewaarborgde hulp, [naam] had moeten gebeuren en niet namens de broer van [budgethouder] slaagt niet. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat [budgethouder] niet tevreden was over [naam] en de zorgverlener, en dat dit al op 10 april 2022 aan hen kenbaar was gemaakt. Het is daarom voor de kantonrechter begrijpelijk dat [budgethouder] niet aan [naam] als gewaarborgde hulp heeft verzocht de zorgovereenkomst op te zeggen. Bovendien is niet gebleken uit voorschriften of regelgeving dat slechts de gewaarborgde hulp of de budgethouder zelf de zorgovereenkomst van opdracht op mogen zeggen en dat het niet mogelijk is dat een familielid, in dit geval een broer waar goed contact mee is, dit namens de budgethouder mag en kan doen. [gedaagde] heeft ter zitting toegelicht dat de broer van [budgethouder] de Nederlandse taal niet machtig is, maar dat mevrouw [zorgverlener] (een van de zorgverleners) heeft geholpen bij het opstellen van de opzegging en de broer deze vervolgens namens [budgethouder] heeft ondertekend. Dit heeft zij gedaan nadat de familie en [gedaagde] bijeen zijn gekomen bij [budgethouder] , en de familie en [budgethouder] kenbaar hebben gemaakt al langer ontevreden te zijn over SK Begeleiding en [naam] . De kantonrechter heeft geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat [budgethouder] niet zelf achter de opzegging staat. Dit betekent dat de zorgovereenkomst van opdracht is opgezegd door een bevoegd persoon.
5.3.
De kantonrechter is met SK Begeleiding van oordeel dat de opzegtermijn van één maand niet in acht is genomen door [budgethouder] . De kantonrechter volgt daarmee de redenering van [gedaagde] niet, dat sprake is van een ontbinding omdat in april 2022 al een ingebrekestelling is gestuurd vanwege een tekortkoming in de nakoming van de zorgovereenkomst en hier niets mee is gedaan. De door [gedaagde] overgelegde ingebrekestelling voldoet namelijk niet aan de vereisten zoals die door de wet worden gesteld. Dit betekent dat de overeenkomst met de opzegging van 6 november 2022 is geëindigd per 1 januari 2023.
5.4.
Hoewel de opzegtermijn van één maand niet in acht is genomen, komt de kantonrechter niet tot een toewijzing van de onbetaald gelaten facturen. Door SK Begeleiding is weliswaar gesteld dat zij in de maanden november 2022, december 2022 en januari 2023 zorg is blijven verlenen aan [budgethouder] , maar dit is door haar niet nader onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] had het op de weg van SK Begeleiding gelegen om met stukken te onderbouwen dat er in de voorgaande maanden daadwerkelijk zorg is geleverd aan [budgethouder] , waar deze zorg uit bestond en wanneer zij deze zorg heeft geleverd. Dat heeft zij niet gedaan. Hierdoor is niet komen vast te staan dat de facturen onterecht onbetaald zijn gelaten door [gedaagde] en dat door hem een onrechtmatige daad is gepleegd tegenover SK Begeleiding.
Conclusie
5.5.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van SK Begeleiding aan schadevergoeding worden afgewezen. Omdat de hoofdsom wordt afgewezen komt de kantonrechter niet toe aan een beoordeling van de vordering die ziet op kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte en de overige vorderingen.
5.6.
De overige door partijen aangevoerde stellingen en verweren kunnen gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
Proceskosten
5.7.
SK Begeleiding is in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] , worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van SK Begeleiding af,
6.2.
veroordeelt SK Begeleiding in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als SK Begeleiding niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.