Uitspraak
1.[eiser] ,2. [eiseres] ,
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024, staat centraal of er een rechtsgeldige koopovereenkomst is gesloten voor de verkoop van een chalet. De eisende partijen, [eiser] en [eiseres], hebben een aanbetaling van € 5.000,00 gedaan, maar er is geen schriftelijk getekende koopovereenkomst, wat in strijd is met het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 lid 1 BW. De eisers vorderen terugbetaling van het aanbetaalde bedrag, terwijl de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], betwisten dat er geen rechtsgeldige overeenkomst is gesloten en stellen dat de eisers gehouden zijn aan de koopovereenkomst.
De rechtbank oordeelt dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste. De eisers hebben onweersproken gesteld dat zij als consumentkoper zijn te beschouwen en dat het chalet als onroerend goed moet worden aangemerkt. De rechtbank wijst de vordering van de eisers tot terugbetaling van het aanbetaalde bedrag van € 5.000,00 toe, evenals de wettelijke rente vanaf 1 mei 2024. Daarnaast worden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.202,81. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het schriftelijkheidsvereiste bij de koop van onroerende zaken en de gevolgen van het ontbreken daarvan. De rechtbank stelt vast dat de eisers recht hebben op terugbetaling van het aanbetaalde bedrag, omdat de overeenkomst nietig is door het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan de eisers, inclusief rente en proceskosten.