ECLI:NL:RBZWB:2024:8824

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11217345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor dierenartsbehandelingen

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vordering van Evidensia Dierenklinieken B.V. centraal. Evidensia heeft twee openstaande facturen van in totaal € 3.157,00 ingediend tegen [gedaagde], die de eigenaar is van een hond die behandeld is voor een gebroken poot. De behandelingen vonden plaats in juni 2023, waarbij [gedaagde] aanvankelijk € 2.500,00 contant heeft betaald. Echter, de facturen voor vervolgbehandelingen zijn onbetaald gebleven, ondanks herhaalde aanmaningen van Evidensia.

[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat de eerste behandeling niet goed is uitgevoerd, omdat de hechtingen en het verband niet correct waren aangebracht. De kantonrechter heeft dit verweer als niet onderbouwd verworpen, aangezien [gedaagde] geen bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechter heeft vastgesteld dat Evidensia de behandelingen correct heeft uitgevoerd en dat de problemen met de hechtingen waarschijnlijk te wijten zijn aan het niet opvolgen van de nazorg door [gedaagde].

De kantonrechter heeft de vordering van Evidensia toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.228,39. Het vonnis is uitgesproken op 18 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11217345 \ CV EXPL 24-2566
Vonnis van 18 december 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap
EVIDENSIA DIERENKLINIEKEN B.V.,
gevestigd te Vleuten,
eisende partij,
hierna te noemen: Evidensia,
gemachtigde: Credifixx Incassoservices B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] 2 openstaande facturen van Evidensia moet betalen omdat Evidensia voor de hond van [gedaagde] behandelingen heeft uitgevoerd.
1.2.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [gedaagde] de openstaande facturen van Evidensia moet betalen. Het verweer van [gedaagde] dat Evidensia tijdens de eerste behandeling niet de juiste hechtingen en verband heeft aangebracht, wordt door de kantonrechter als niet onderbouwd gepasseerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024 met alle daarin vermelde stukken,
- de akte van Evidensia met productie van 7 november 2024,
- de mondelinge behandeling van 25 november 2024, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt die aan het dossier zijn toegevoegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3 De feiten
3.1.
In deze zaak wordt uitgegaan van de navolgende feiten.
Evidensia biedt specialistische zorg voor dieren aan.
[gedaagde] is eigenaar van een hond genaamd [de hond] . [de hond] heeft in juni 2023 zijn poot gebroken waarvoor hij behandeld moest worden.
Evidensia heeft op 21 juni 2023 de poot van [de hond] behandeld en de wond aan de poot van [de hond] gehecht met zogeheten plakhechtingen waarover verband is aangebracht.
[gedaagde] heeft op voormelde datum voor de uitgevoerde behandeling € 2.500,00 contant aan Evidensia betaald.
Op 26 juni 2023 heeft een medewerker van Evidensia telefonisch contact gehad met [gedaagde] om te vragen hoe het met [de hond] gaat. Op de patiëntenkaart van [de hond] staat vermeld dat het goed gaat met [de hond] , dat zijn kraag eraf is omdat [de hond] daar gek van werd en dat hij de pleister er al af heeft gekregen. Daarbij is [gedaagde] geadviseerd een kraag of een t-shirt om te doen. In de patiëntenkaart staat ook dat [gedaagde] de rekening niet heeft betaald en dat deze naar hem gemaild wordt.
Op 2 juli 2023 moest [de hond] opnieuw naar de kliniek van Evidensia voor het aanbrengen van nieuwe hechtingen omdat de op 21 juni 2023 aangebrachte hechtingen en het verband los lieten.
In het patiëntendossier van [de hond] is op 5 juli 2023 het volgende genoteerd:
“(…)Bij ophalen doet dhr de kraag gelijk af. 'ik heb er thuis twee', geeft hij aan. Ik geef aan dat [de hond] echt een kraag om moet thuis (kwam vanmorgen ook aan zonder kraag, net als gisteren). Dhr zegt dat hij thuis een muilkorf om krijgt. Ik geef aan dat hij daardoor heen kan likken, dus dat dit niet goed is voor de wond. Dhr zegt dat hij dan wel een verband aanlegt, ik geef aan dat ik dit niet adviseer.(…)”
Evidensia heeft een factuur van 26 juni 2023 voor een bedrag van € 669,75 en ook een factuur van 7 juli 2023 voor een bedrag van € 1.946,25 aan [gedaagde] gestuurd. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde] voormelde facturen onbetaald gelaten.

2.Het geschil

2.1.
Evidensia vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.157,00 vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.615,00 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening. Daarnaast vordert Evidensia om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
2.2.
Aan haar vordering legt Evidensia ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diergeneeskundige behandelingen heeft verricht bij zijn hond [de hond] . [gedaagde] is dan ook gehouden de niet betaalde facturen aan Evidensia te voldoen.
2.3.
[gedaagde] heeft als volgt verweer gevoerd. Evidensia heeft volgens [gedaagde] de eerste behandeling van de wond van [de hond] niet goed uitgevoerd omdat de hechtingen al na
3 dagen eruit gingen, ook omdat het verband toen slecht is aangebracht. Volgens [gedaagde] is hierdoor een snee op de poot van [de hond] ontstaan waardoor hij mank loopt. In de visie van [gedaagde] had Evidensia tijdens de eerste behandeling geen oplosbare hechtingen moeten aanbrengen. Omdat de eerste behandeling ondeugdelijk is uitgevoerd terwijl daarvoor wel € 2.500,00 contant is betaald, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat hij de facturen van Evidensia niet hoeft te betalen. [gedaagde] concludeert daarom tot afwijzing van de vorderingen van Evidensia.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Openstaand bedrag van € 2.615,90
3.1.
De kantonrechter wijst de vordering van Evidensia toe. [gedaagde] betwist niet dat Evidensia de medische diensten, zoals vermeld in de facturen, heeft verricht. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel de facturen voor de daarop vermelde diensten moet betalen. [gedaagde] voert hiertegen aan dat Evidensia haar werk tijdens de eerste behandeling niet goed heeft uitgevoerd, terwijl hij hiervoor wel € 2.500,00 contant heeft betaald en dat hij daarom niets meer aan Evidensia hoeft te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] deze stelling niet heeft onderbouwd. Weliswaar heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zijn eigen dierenarts zou hebben aangegeven dat Evidensia tijdens de eerste behandeling niet de juiste hechtingen bij [de hond] heeft aangebracht en dat hij schande hierover sprak, maar [gedaagde] heeft geen verklaring van die dierenarts of andere bewijsstukken hiervan overgelegd. [gedaagde] heeft ook geen andere stukken overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat Evidensia haar werk tijdens de eerste behandeling niet goed zou hebben gedaan.
3.2.
Daartegenover staat dat Evidensia gemotiveerd heeft aangegeven hoe zij [de hond] heeft behandeld en waarom. Zij heeft dit ook onderbouwd met diverse stukken. In dit verband heeft Evidensia onvoldoende weersproken aangevoerd dat de tijdens de eerste behandeling aangebrachte hechtingen en het verband hebben losgelaten omdat [gedaagde] zeer waarschijnlijk de voorgeschreven nazorg niet heeft opgevolgd. Evidensia heeft hierbij (onder meer door overlegging van de patiëntenkaart en de tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting) betoogd dat [de hond] de kraag niet om heeft gehad waardoor hij aan de wond heeft gezeten. Hierdoor zijn het verband en de hechtingen los geraakt. Gelet hierop treft het verweer van [gedaagde] dat Evidensia haar werk tijdens de eerste behandeling niet goed zou hebben verricht geen doel. Naar het oordeel van de kantonrechter staat daarom niet vast dat Evidensia medisch onjuist heeft gehandeld. De kantonrechter overweegt daarbij dat een dierenarts in beginsel geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting heeft.
3.3.
Omdat [gedaagde] geen andere redenen heeft aangevoerd die aan toewijzing van de vordering van Evidensia in de weg kunnen staan, zal de gevorderde hoofdsom van
€ 2.615,90 worden toegewezen.
Wettelijke rente
3.4.
Evidensia vordert ook betaling van een bedrag van € 154,51 als wettelijke rente over voormelde hoofdsom. Dit bedrag is berekend tot 19 juni 2024. Met ingang van die datum maakt Evidensia eveneens aanspraak op de wettelijke rente over de hoofdsom. De gevorderde wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW over de hoofdsom is niet bestreden en zal als hierna vermeld in het dictum worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Evidensia maakt ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Evidensia heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 386,59 valt binnen het in het Besluit bepaalde tarief, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
3.6.
Op grond van het vorenstaande wordt het door Evidensia gevorderde bedrag van
€ 3.157,00 ( € 2.615,90 + € 154,51 + € 386,59) toegewezen.
Proceskosten
3.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Evidensia worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.228,39

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Evidensia te betalen een bedrag van € 3.157,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.615,90, met ingang van 19 juni 2024, tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.228,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.