Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de akte van VGZ met producties
- de akte van [gedaagde] .
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 4.646,32toewijsbaar.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. (hierna: VGZ) betaling van een openstaand bedrag van € 4.886,32 van de gedaagde partij, die een zorgverzekering bij VGZ heeft afgesloten. De gedaagde heeft zich niet gehouden aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de zorgverzekeringsovereenkomst. Na een eerdere rechtszaak waarin VGZ een deel van de vordering toegewezen kreeg, is er een betalingsregeling getroffen, maar deze is niet nagekomen. De gedaagde heeft in augustus 2024 de betalingen stopgezet, waardoor VGZ genoodzaakt was om opnieuw juridische stappen te ondernemen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de hoofdsom van de vordering erkent, maar verweer voert tegen de proceskosten. De rechter oordeelt dat VGZ voldoende gelegenheid heeft gegeven aan de gedaagde om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen en dat de gedaagde in verzuim is geraakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat VGZ recht heeft op de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, die voldoen aan de eisen van het Burgerlijk Wetboek. Uiteindelijk is de gedaagde veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken op 18 december 2024, waarbij de kantonrechter de gedaagde ook heeft verplicht om de proceskosten te vergoeden, die in totaal zijn begroot op € 1.174,89. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ direct kan overgaan tot incasso van het bedrag, ongeacht een eventuele hoger beroep procedure.