ECLI:NL:RBZWB:2024:8853

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11118524 \ CV EXPL 24-2721 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van huur- en onderhoudsovereenkomst wegens bedrog en dwaling

In deze zaak heeft de huurder een overeenkomst gesloten met [verhuurder] B.V. voor de huur en het onderhoud van een printer. Na oplopende printkosten hebben partijen een nieuwe overeenkomst gesloten. De huurder stelt dat hij is gedwaald en bedrogen, omdat hij dacht dat alleen de prijs werd gewijzigd, terwijl de looptijd ook werd verlengd. De kantonrechter oordeelt echter dat er geen sprake is van bedrog of dwaling, omdat de verhuurder geen mededelingsplicht heeft geschonden. De overeenkomst wordt niet vernietigd. De procedure omvat een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De kantonrechter concludeert dat de huurder de nieuwe overeenkomst heeft aanvaard door deze te ondertekenen, en dat de eerdere overeenkomst is vervallen. De vorderingen van de huurder worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11118524 \ CV EXPL 24-2721
Vonnis (bij vervroeging) van 18 december 2024
in de zaak van
[huurder],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [huurder] ,
gemachtigde: mr. [huurder] ,
tegen
[verhuurder] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [verhuurder] B.V.,
gemachtigde: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen.

1.De zaak in het kort

[huurder] had een overeenkomst met [verhuurder] B.V. gesloten voor de huur en het onderhoud van een printer. Omdat de printkosten opliepen, hebben partijen een nieuwe overeenkomst gesloten. [huurder] is van mening dat hij over de nieuwe voorwaarden heeft gedwaald en dat hij is bedrogen. Hij ging ervan uit dat alleen de prijs werd gewijzigd, maar in de nieuwe overeenkomst is ook de looptijd verlengd. Daarover is volgens hem niet gesproken en bovendien staat het erg onduidelijk in de overeenkomst. De kantonrechter is echter van oordeel dat er geen sprake is van bedrog of dwaling, omdat [verhuurder] B.V. geen mededelingsplicht heeft geschonden. De kantonrechter wijst de vordering tot vernietiging van de overeenkomst daarom af en legt dit oordeel hieronder uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 augustus 2024
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- [huurder] heeft voor zijn advocatenkantoor met [verhuurder] B.V. een huur- en onderhoudsovereenkomst gesloten voor een printapparaat van het merk Ricoh IM C2000. Afgesproken was een all-in bedrag per maand van € 297,45 met inbegrepen afdrukken 3000 zwart wit en 500 kleur. Voor extra afdrukken moest aanvullend betaald worden. De overeenkomst ging in per 21 november 2019. Het kenmerk van deze overeenkomst is ‘ [nummer 1] ’.
-
Op het contract is halverwege de pagina, na de gegevens van partijen en de omschrijving van het gehuurde, in verband met de looptijd het volgende in kleine letters opgenomen:
- In de loop van de tijd zijn het aantal afdrukken en de kosten gestegen. [huurder] heeft [verhuurder] B.V. daarom om advies gevraagd.
- Op 29 juni 2022 heeft [verhuurder] B.V. naar aanleiding daarvan een voorstel gedaan om het normvolume te verhogen naar 1000 afdrukken kleur. In dit e-mailbericht staat onder andere:

Wanneer we onze samenwerking verlengen mag ik de maandlasten ondanks
verhoging van de afdrukken verlagen naar €455,- per maand.
- Na overleg stuurt [verhuurder] B.V. per e-mail van 11 juli 2022 een bericht waarin zij onder meer schrijft ten aanzien van het aantal kleur afdrukken:
“Wanneer we hierin een marge nemen is het verstandig dit aan te passen naar 1.250 per maand. Dit voor een bedrag van € 455,-. Dit is momenteel ruim € 500,-.
Hopelijk is het hiermee duidelijk voor u. Anders hoor ik het graag. Bij akkoord stuurt de administratie een document ter bevestiging voor de administratieve verwerking.”
- In reactie hierop stuurt [huurder] een e-mailbericht met
“akkoord”, waarna [verhuurder] B.V. het volgende e-mailbericht aan [huurder] stuurt:

De administratie heeft u een digitaal document ter bevestiging gestuurd.
Alvast dank voor de bevestiging.”
Als bijlage bij dit bericht is een huur- en onderhoudsovereenkomst gevoegd. Het contractnummer hiervan is ‘ [nummer 2] ’. In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
Op 19 juli 2022 heeft [huurder] dit document digitaal ondertekend en aan [verhuurder] B.V. retour gestuurd.
- Op 31 augustus 2023 heeft [huurder] aan [verhuurder] B.V. per brief geschreven:

Door deze zeg ik het all-in contract nr [nummer 2] op tegen de gebruikelijke
opzegtermijn. Het gaat om de copier Ricoh, machinenummer PC 45131. Graag ontvang ik bevestiging van deze opzegging en de bijbehorende afkoopnota.”
- [verhuurder] B.V. heeft dezelfde dag in reactie daarop een e-mail gestuurd waarin staat:

Hierbij de overeenkomst die destijds opnieuw is aangegaan voor 84 maanden, de overeenkomst is destijds via Signrequest ondertekend.
Als je nog vragen hebt bel me even op.”
- Later die dag heeft [huurder] per e-mail laten weten dat hij het hiermee niet eens is. Daarbij schrijft hij ook:

Ik verzoek u de zaak terug te draaien en het 60 maanden contract van toepassing te laten zijn met de correctie uit 2022.
Deze wijze van contracteren acht ik verwerpelijk, dubieus, misleidend en frauduleus en mijn vertrouwen in [verhuurder] is ernstig beschadigd door deze gang van zaken.
De opzegging blijft staan en een eventuele afkoopsom van het contract (met looptijd tot 21 11 2024) zal worden overgenomen door Ricoh Document Center West-Brabant en Zeeland te Breda.
Ik verzoek u de overeenkomst van 11 juli 2022 te ontbinden per direct, waarbij die van 21 11 2019 herleeft.”
- [verhuurder] B.V. is hiermee niet akkoord gegaan. Wel heeft zij een aanbod gedaan tot prijsverlaging voor de resterende duur. [huurder] is hiermee niet akkoord gegaan.
- Op 30 oktober 2023 heeft [verhuurder] B.V. per e-mail aan [huurder] onder meer geschreven:

We hebben helaas geen reactie meer gehad nav de mail van Koen met een tegemoetkoming in de maandelijkse printkosten. Echter hebben we nu een aantal openstaande nota's en houden jullie je niet aan de betalingsverplichting, kunnen
jullie ervoor zorgen dat de openstaande nota's deze week worden voldaan?
Zoals ik hieronder uit uw schrijven begrijp heeft u een keuze gemaakt voor een andere leverancier (wat u goed recht is) echter verwachten we wel een nakoming van de bestaande overeenkomst die conform de getekende overeenkomst een duur heeft van 84 maanden tot 01-09-2029.”

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[huurder] vordert - samengevat -
I. Primair: de tussen [huurder] en [verhuurder] gesloten overeenkomst d.d. 11 juli 2022 te vernietigen wegens bedrog en de opzegging van [huurder] d.d. 31 augustus 2023 met betrekking tot het contract als gesloten tussen [huurder] en [verhuurder] d.d. 21 november 2019 in stand te laten en rechtsgeldig te verklaren;
II. Subsidiair: de tussen [huurder] en [verhuurder] gesloten overeenkomst d.d. 1 juli 2022 te vernietigen wegens dwaling en de opzegging van [huurder] d.d. 31 augustus 2023 met betrekking tot het contract als gesloten tussen [huurder]
en [verhuurder] d.d. 21 november 2019 in stand te laten en rechtsgeldig te verklaren;
III. [verhuurder] te veroordelen in de kosten van deze procedure, daar niet in begrepen een (extra) bedrag aan salaris voor de advocaat van minimaal € 3.000,=, te betalen binnen zeven dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis, subsidiair
binnen zeven dagen na de datum van betekening van het in deze te wijzen vonnis.
4.2.
[huurder] voert daarbij aan dat sprake is van bedrog door opzettelijke verzwijging van een verlengde contractstermijn voor de duur van 84 maanden dan wel heeft [huurder] gedwaald door een opzettelijk onjuiste voorstelling van zaken door [verhuurder] , zijnde een opzettelijk verzwegen contractverlenging voor de duur van 84 maanden.
4.3.
[verhuurder] B.V. voert verweer. [verhuurder] B.V. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [huurder] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [huurder] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [huurder] in de proceskosten.
4.4.
[verhuurder] B.V. betwist dat sprake is van dwaling of bedrog. Het was voor [huurder] voldoende duidelijk dat er een nieuwe overeenkomst werd gesloten, waarin voldoende duidelijk een looptijd van 84 maanden was opgenomen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.6.
[verhuurder] B.V. vordert - samengevat - te verklaren voor recht dat tussen partijen een huur- en onderhoudsovereenkomst bestaat met een looptijd tot 31 augustus 2029 en dat [huurder] op basis van deze overeenkomst aan [verhuurder] dient te voldoen de vastgestelde termijnbedragen en afdrukkosten inclusief indexering.
4.7.
[huurder] heeft geen conclusie van antwoord in reconventie in gediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verhuurder] B.V. desgevraagd aangegeven dat de reconventionele vordering voorwaardelijk is ingesteld voor het geval in conventie onduidelijk blijft op grond van welke overeenkomst [huurder] nog zou moeten betalen. [huurder] heeft aangegeven dat in dat geval zijn standpunten in conventie feitelijk ook het verweer in reconventie vormen.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Een overeenkomst ontstaat na aanbod en aanvaarding
5.1.
De kantonrechter beoordeelt allereerst of er in 2022 een nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt in lid 1: “
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.
Uit de stukken blijkt dat [verhuurder] B.V. op 29 juni 2022 na overleg met [huurder] een voorstel heeft gedaan voor aanpassing van de maandelijkse bundels. Daarin heeft [verhuurder] B.V. geadviseerd om de bundel kleur te verdubbelen en aangegeven dat wanneer de samenwerking werd verlengd, de maandlasten ondanks verhoging van de afdrukken verlaagd zouden worden naar € 455,00. Op 11 juli 2022 heeft [verhuurder] B.V. het aantal kleur afdrukken nog naar boven aangepast. Na akkoord van [huurder] , heeft [verhuurder] B.V. een document gestuurd ter bevestiging door [huurder] . In het hoofd van dit document staat “
Huur- en onderhoudsovereenkomst”. In dit document staan alle essentialia van een overeenkomst, zoals de naam van partijen, wat er gehuurd en onderhouden wordt en wat de kosten zijn. Ook is onder andere de looptijd vermeld. Bij ‘overige afspraken’ staat “
Met ondertekening komt het huidige contract met nummer [nummer 1] te vervallen.” [huurder] heeft dit document op 19 juli 2022 digitaal via SignRequest ondertekend.
Op grond van deze feiten is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een aanbod van [verhuurder] B.V. dat definitief is beschreven in het document van 11 juli 2022 en dat door [huurder] is aanvaard met zijn handtekening op 19 juli 2022. Daarmee is sprake van een nieuwe overeenkomst, waarbij de eerdere overeenkomst van 2019 is vervallen en daarmee niet meer bestaat.
Toetsingskader bedrog en dwaling
5.2.
[huurder] stelt dat de overeenkomst van juli 2022 is gesloten onder invloed van bedrog dan wel van dwaling en vordert op basis daarvan vernietiging van deze overeenkomst. [verhuurder] B.V. heeft volgens hem bewust een onjuiste voorstelling van zaken gegeven en gezwegen over de in zijn ogen absurde extra looptijd van 7 jaar. Volgens [huurder] hebben partijen in 2022 niet gesproken of geschreven over een andere contractduur. Hij wilde immers alleen een andere prijs in hetzelfde contract. Als een verlenging wel besproken zou zijn, dan zou hij daarmee niet, althans alleen met een korte verlenging akkoord zijn gegaan. Met een contractduur van 84 maanden zou hij nooit akkoord zijn gegaan, aldus [huurder] .
5.3.
Uit artikel 3:44 lid 3 BW volgt, voor zover hier van belang, dat sprake is van bedrog als iemand met een opzettelijk verzwijgen van een belangrijk feit dat hij wel had moeten meedelen, een ander wil overhalen om een rechtshandeling te verrichten. Artikel 6:228 lid 1 BW bepaalt dat vernietiging op grond van dwaling mogelijk is als de wederpartij in verband met wat zij in verband met de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had moeten inlichten. Voorwaarde daarbij is ook dat de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten.
[verhuurder] B.V. heeft geen mededelingsplicht geschonden
5.4.
De kantonrechter moet op grond hiervan beoordelen of [verhuurder] B.V. een mededelingsplicht had in verband met de looptijd van 84 maanden. De kantonrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is.
5.5.
[huurder] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd gesteld op grond waarvan [verhuurder] B.V. wist of had moeten begrijpen dat [huurder] op het punt van de looptijd dwaalde en een onjuiste voorstelling van zaken had. Ten eerste blijkt niet dat [huurder] aan [verhuurder] B.V. heeft laten weten dat hij alleen een prijsaanpassing binnen het bestaande contract wilde. Door ondertekening van een nieuw contract, hoefde [verhuurder] B.V. ook niet te begrijpen dat [huurder] wilde vasthouden aan (de looptijd van) het lopende contract. Het feit dat sprake is van een looptijd die twee jaar langer is dan de oorspronkelijke looptijd van het vorige contract, is daarvoor zonder nadere toelichting - die ontbreekt - ook onvoldoende. Evenmin is gebleken op grond waarvan [huurder] ervan mocht uitgaan dat een prijsverlaging zonder aanpassing van de looptijd mogelijk was. Daarbij heeft [verhuurder] B.V. tijdens de mondelinge behandeling ook toegelicht dat de verlenging van het contract voor haar een logische voorwaarde was voor het aanbieden van een prijsdaling, omdat een prijsdaling gevolgen heeft voor de voorwaarden van haar eigen verplichtingen ten opzichte van de financier van haar apparatuur.
5.6.
Bovendien zijn geen stukken overgelegd waaruit volgt dat [verhuurder] B.V. had moeten begrijpen dat zij in verband met de looptijd meer had moeten meedelen dan zij al had gedaan. In haar e-mail van 29 juni 2022 had [verhuurder] B.V. gemeld dat een aanpassing mogelijk was “
als de samenwerking zou worden verlengd”.Ook in de nieuwe overeenkomst die [verhuurder] B.V. ter bevestiging en ondertekening aan [huurder] stuurde, heeft zij de looptijd vermeld. Dit is door [huurder] ook niet betwist. Weliswaar is de afspraak over de looptijd in kleine letters weergegeven, maar ook andere afspraken op het contract zijn in deze kleine letters vastgelegd. Daarbij verschilt de opmaak van dit contract niet met het contract dat in 2019 tussen partijen was gesloten. Ook op het document van 11 juli 2022 staat de looptijd weer in een apart vierkantje in de tekstregel geschreven. [huurder] heeft daarnaast voldoende tijd gehad om het contract door te nemen. Hij heeft dit immers op 11 juli 2022 ontvangen en pas 9 dagen later ondertekend teruggestuurd. Tot slot weegt de kantonrechter mee dat hier sprake is van een zakelijk contract dat gesloten is door een advocaat.
Dat [huurder] volgens zijn eigen verklaring het contract niet op de looptijd heeft gecontroleerd, omdat hij daarop niet bedacht was, moet daarom voor zijn eigen rekening en risico blijven.
5.7.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden, in samenhang gezien, is de kantonrechter van oordeel is dat niet blijkt van een mededelingsplicht die door [verhuurder] B.V. is geschonden. Daarom wordt niet toegekomen aan de beoordeling van eventuele opzettelijkheid van een schending.
De kantonrechter vernietigt de overeenkomst van 2022 niet
5.8.
Dit oordeel leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van bedrog of dwaling, zodat er geen grond bestaat voor vernietiging van de overeenkomst van juli 2022. De kantonrechter wijst daarom de vorderingen tot vernietiging van de overeenkomst van juli 2022 af.
5.9
[huurder] vordert ook dat zijn opzegging van 31 augustus 2023 met betrekking tot het contract als gesloten tussen [huurder] en [verhuurder] op 21 november 2019 in stand wordt gelaten, dan wel rechtsgeldig wordt verklaard. De kantonrechter kan ook deze vordering niet toewijzen. Zoals uit het voorgaande blijkt is de eerste overeenkomst tussen partijen (van 21 november 2019) vervallen toen er een tweede overeenkomst werd gesloten. Een overeenkomst die al is geëindigd, kan niet meer worden opgezegd. De tweede overeenkomst met een duur van 84 maanden loopt nu nog. Overigens blijkt ook uit de brief van 31 augustus 2023 dat [huurder] de tweede overeenkomst (met contractnummer [nummer 2] ) heeft willen opzeggen (en niet de overeenkomst van 21 november 2019 met contractnummer [nummer 1] ’). Dat maakt de vordering ook niet toewijsbaar.
Kortom: [huurder] zal het contract met nummer [nummer 2] voor de afgesproken looptijd moeten uitdienen. Deze overeenkomst is wel reeds rechtsgeldig opgezegd door [huurder] op 31 augustus 2023.
[huurder] moet de proceskosten betalen
5.9.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [huurder] desgevraagd toegelicht dat zijn vordering onder III inhoudt veroordeling van [verhuurder] B.V. tot betaling van de door hem gemaakte daadwerkelijke proceskosten op grond van onrechtmatige handelen door [verhuurder] B.V. De kantonrechter zal echter [huurder] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen, zodat deze vordering zal worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten van [verhuurder] B.V. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
677,00
In (voorwaardelijke) reconventie
5.11.
[verhuurder] B.V. heeft aangegeven dat de vordering in reconventie voorwaardelijk is ingesteld, te weten als in conventie onduidelijkheid zou blijven bestaan over de vraag welke overeenkomst [verhuurder] B.V. moet nakomen. Omdat aan deze voorwaarde niet is voldaan, volgt geen beoordeling en beslissing in reconventie en blijft een proceskostenveroordeling in reconventie ook achterwege.

6.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [huurder] af,
6.2.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van [verhuurder] B.V. voor een bedrag van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
In voorwaardelijke reconventie
6.4
verstaat dat de voorwaarde niet is ingetreden en dat de vordering in reconventie geen beslissing behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.