Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[erfgenaam 1] ,
[erfgenaam 2],
[erfgenaam 3],
[erfgenaam 4],
1.[de echtgenote] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 juni 2024 en het daarin genoemde stuk,
- de mondelinge behandeling op 24 oktober 2024 en de bij die gelegenheid door eisers en [de echtgenote] overgelegde spreekaantekeningen.
2.De feiten
- de eigendom van de bedrijfsgebouwen aan de [straat] / [adres 1] te [plaats 6] ;
- de eigendom van het perceel bouwterrein aan de [straat] / [adres 2] te [plaats 6] en
- de eigendom van de bungalow aan de [adres 2] te [plaats 7] .
dat zij voormelde huwelijkse voorwaarden in stand wensen te houden en alleen wensen aan te vullen met een finaal verrekeningsbeding, zoals hierna vermeld in de artikelen 15 en 16, welke artikelen een dag na het passeren van de onderhavige akte van kracht zal zijn en alsdan een onverbrekelijk geheel vormt met genoemde huwelijkse voorwaarden de dato vijf en twintig mei negentienhonderd negen en tachtig:
dat zij in hun onderlinge verhouding overeenkomen, dat zij door onderhavige vaststelling van ieders vermogen aan voormelde verrekenplicht hebben voldaan, zodat zij over de periode van negen en twintig mei negentienhonderd negen en tachtig tot heden niets meer van elkaar te vorderen hebben uit hoofde van voormelde verrekenplicht.
dat zij elkaar kwijting verlenen;
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in de zaak tussen eisers en [de echtgenote]
‘dat zij door onderhavige vaststelling van ieders vermogen aan voormelde rekenplicht hebben voldaan, zodat zij over de periode van 29 mei 1989 tot heden niets meer van elkaar te vorderen hebben uit hoofde van voormelde rekenplicht.’, aldus eisers.
€ 139,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
€ 139,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)