ECLI:NL:RBZWB:2024:89
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding op grond van onrechtmatige handelingen en besluiten in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft verzoeker de rechtbank verzocht om het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda te veroordelen tot schadevergoeding. Verzoeker ontving een uitkering op basis van de Participatiewet, maar het college startte een onderzoek naar de rechtmatigheid van deze uitkering. Verzoeker stelt dat hij schade heeft geleden door onrechtmatige handelingen van het college, die hebben geleid tot de beëindiging van zijn uitkering. Tijdens de zitting op 14 december 2023 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.F.M. Gulickx. Het college werd vertegenwoordigd door mr. S.S. Hyder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 19 januari 2022, waarin zijn uitkering werd beëindigd. Dit besluit wordt als rechtmatig beschouwd, en verzoeker heeft zelf aangegeven dat de beëindiging niet onrechtmatig is. De rechtbank concludeert dat er geen basis is voor schadevergoeding, omdat er geen onrechtmatig besluit is vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en merkt op dat verzoeker zich in dat geval tot de civiele rechter kan wenden voor eventuele schade die voortvloeit uit de onderzoeken van het college.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 5 januari 2024, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.