ECLI:NL:RBZWB:2024:891

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
10651372 CV EXPL 23-3127 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk door openbare vertoning van televisie-uitzendingen in horecagelegenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Videma en een horecagelegenheid. De eiser, Stichting Videma, heeft vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, die een café exploiteert. De gedaagde heeft erkend dat hij tijdens een controle door Videma een uitzending van de NOS van een wedstrijd tijdens het wereldkampioenschap voetbal in Qatar in zijn café heeft vertoond. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van auteursrechtelijke openbaarmaking, wat zonder toestemming van de rechthebbenden niet is toegestaan. De gedaagde heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen van Videma, waardoor deze zijn toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten door de uitzending openbaar te maken zonder de benodigde toestemming van Videma. De gedaagde heeft aangevoerd dat het eenmalig was en dat hij niet de intentie had om vaker wedstrijden te vertonen, maar dit argument werd door de rechtbank niet relevant geacht. De rechtbank heeft de gedaagde bevolen om met onmiddellijke ingang te staken met de openbaarmaking van de filmwerken en om binnen 14 dagen na het vonnis een licentieaanvraag in te dienen bij Videma. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan Videma, vermeerderd met wettelijke rente, en is hij in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van auteursrechtelijke toestemming voor het vertonen van televisie-uitzendingen in horecagelegenheden en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De rechtbank heeft de vorderingen van Videma toegewezen en de gedaagde in zijn proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10651372 \ CV EXPL 23-3127
Vonnis van 14 februari 2024
in de zaak van
STICHTING VIDEMA,
te Gorinchem,
eisende partij,
hierna te noemen: Stichting Videma,
gemachtigde: mr. B.J.A. Bogaerts,
tegen
[gedaagde] , T.H.O.D.N. [bedrijf gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] , t.h.o.d.n. [bedrijf gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2023
- het bericht van 16 januari 2024 met productie(s) van Stichting Videma
- de mondelinge behandeling van 16 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Videma is een collectieve beheersorganisatie die namens rechthebbenden op programma’s in de uitzendingen van de belangrijkste Nederlandse publieke en commerciële omroepen auteursrechtelijke toestemming verleent voor zakelijke doorgifte en groepsvertoning van de programma’s van de bij Videma aangesloten rechthebbenden.
2.2.
Dergelijke televisieprogramma’s kwalificeren als filmwerk in de zin van
artikel 10 lid 1 sub l Ojo. artikel 45a lid 1 Auteurswet (Aw)2 zoals dat als
onderdeel van een omroepdienst wordt uitgezonden of ter beschikking
wordt gesteld via ether, kabel, satelliet, telefoon of welke andere wijze dan
ook.
2.3.
Rechthebbenden op deze programma’s zijn producenten, die op grond van
artikel 45d lid 1 Aw geacht worden auteursrechtelijke toestemming te
kunnen geven. Videma vertegenwoordigt deze producenten (zie hierna).
Daartoe behoren overigens ook de omroepen die in belangrijke mate zelf
auteursrechthebbenden zijn op de betrokken programma’s.
2.4.
Onder “doorgifte” wordt verstaan de beschikbaarstelling door middel van
doorgifte via kabel, draadloos netwerk of anderszins van een
televisieprogramma, bijvoorbeeld naar de kamers binnen een hotel of
vakantiewoningen in een recreatiepark. Onder “groepsvertoning” wordt
verstaan de vertoning van een televisieprogramma in een ruimte die voor
meerdere personen toegankelijk is, bijvoorbeeld vertoning van
televisiebeelden op groot scherm in de horeca, sport- of bedrijfskantines
of in wachtruimten.
2.5.
Zowel doorgifte als groepsvertoning zijn vormen van (immateriële)
openbaarmaking in de zin van artikel 12 Aw en vormen een “mededeling
aan het publiek” in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29
(Auteursrechtrichtlijn), waarvoor toestemming van rechthebbenden vereist is. Op grond van artikel 26a lid 4 Auteurswet geldt bovendien het
vermoeden dat omroeporganisaties beschikken over de rechten op de
eigen uitzendingen.
2.6.
Videma verleent namens de door haar vertegenwoordigde
rechthebbenden auteursrechtelijke toestemming door middel van
gestandaardiseerde licentievoorwaarden en op basis van vaste tarieven.
2.7.
[gedaagde] exploiteert een horecagelegenheid, te weten [bedrijf gedaagde] aan de [adres] te [plaats] .

3.Het geschil

3.1.
Stichting Videma vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] in de door hem geëxploreerde horecagelegenheid, door middel van de openbare vertoning van televisie-uitzendingen van filmwerken of gedeelten daarvan (meer in het bijzonder door vertoning van een door de NOS uitgezonden filmwerk), deze filmwerken openbaar heeft gemaakt, zonder dat daarvoor toestemming is verkregen van Stichting Videma namens de rechthebbende(n) op de betreffende filmwerken en derhalve inbreuk maakt op de auteursrechten die hier op rusten;
II. [gedaagde] te bevelen om met onmiddellijke ingang te staken en
gestaakt te houden van iedere openbaarmaking van een door Stichting
Videma vertegenwoordigd filmwerk of gedeelte daarvan, meer in het
bijzonder de openbaarmaking door middel van de vertoning van een
televisie-uitzending van dat filmwerk of een gedeelte daarvan, zonder
dat daarvoor toestemming is verkregen van Stichting Videma of de
rechthebbende(n) op het betreffende filmwerk, op straffe van een
dwangsom van € 5.000 voor iedere openbaarmaking van een
filmwerk of een gedeelte daarvan in strijd met het bevel, met een
maximum van € 50.000, of een dwangsom ter hoogte van een door
U E.A. in goede justitie te bepalen bedrag;
III. [gedaagde] te bevelen om binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis in
overleg te treden met Videma en de volledige, naar waarheid ingevulde,
licentieaanvraag aan te leveren op basis waarvan Videma de
schade - de misgelopen licentievergoeding - kan vaststellen voor de
onrechtmatige openbaarmakingen in de onderneming van [gedaagde] ;
IV. Voor recht te verklaren dat [gedaagde] gehouden is de
schadevergoeding, berekend op basis van de onder III bedoelde
aangeleverde gegevens, aan Stichting Videma te voldoen, te
vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW;
V. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van de Stichting Videma
op de voet van artikel 1019h Rv dan wel conform het liquidatietarief.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Videma legt aan haar vordering de volgende stellingen ten grondslag. Videma heeft geconstateerd dat [gedaagde] zijn gasten in zijn onderneming toegang tot televisiesignalen heeft aangeboden, door vertoning van een uitzending van de NOS van een wedstrijd tijdens het wereldkampioenschap voetbal in Qatar. Daarmee is sprake van auteursrechtelijke openbaarmaking. Dit is niet toegestaan zonder toestemming van de rechthebbenden. Gedaagde heeft de benodigde toestemming niet verkregen en beschikt(e) niet over een licentie voor deze openbaarmakingen. Daarmee heeft [gedaagde] auteursinbreuk gepleegd. Videma heeft er belang bij om de inbreuk te staken en gestaakt te houden.
Ondanks herhaald aanmanen heeft [gedaagde] geweigerd om een licentie af te sluiten [gedaagde] is gehouden om de schade te vergoeden die rechthebbende hebben geleden als gevolg van de inbreuken die hebben plaatsgevonden. Deze schade bestaat uit ten minste de gederfde licentievergoedingen die [gedaagde] zou hebben betaald als hij adequate afspraken met Videma zou hebben gemaakt en in dat kader een licentie zou hebben gehad. Deze schade is gerelateerd aan de jaartarieven voor licenties voor cafés en varieert, afhankelijk van de grootte van het café, van € 304,71 tot en met € 1.320,63 exclusief btw. Vanwege de weigerachtige houding vordert Videma [gedaagde] te bevelen om met Videma in overleg te treden en een volledig naar waarheid ingevulde licentieaanvraag aan te leveren op basis waarvan Videma de schade kan vaststellen voor de onrechtmatige openbaarmakingen in de onderneming van gedaagde. Daarnaast bestaat de schade uit de redelijke kosten die Videma heeft moeten maken voor de vaststelling van haar aanspraken, waaronder het inschakelen van een advocaat.
4.2.
[gedaagde] voert als verweer tegen de vordering aan dat hij op de dag van controle door Videma een uitzending van het voetballen heeft opgezet in zijn café, omdat de club van zijn (vader)land speelde. Dit was eenmalig en [gedaagde] wist niet dat hij daar een licentie voor nodig had. Hij wil geen licentie voor de toekomst afsluiten. [gedaagde] heeft verder aangegeven een zitting te willen om over de zaak te praten en een regeling te treffen.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende. [gedaagde] heeft erkend dat hij tijdens een controle van Videma – op 29 november 2022 – een uitzending van de NOS van een wedstrijd tijdens het wereldkampioenschap voetbal in Qatar in zijn café heeft vertoond. Daarmee is sprake van auteursrechtelijke openbaarmaking en heeft [gedaagde] auteursinbreuk gepleegd. Dat dit eenmalig is gebeurd en [gedaagde] niet de intentie heeft om vaker wedstrijden te vertonen in zijn café is daarbij niet van belang.
4.4.
Nu [gedaagde] verder geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen van Videma zullen deze worden toegewezen. [gedaagde] heeft gesteld dat hij geen licentie overeenkomst wenst aan te gaan omdat hij in de toekomst geen openbaarmakingen meer zal doen. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van Videma desgevraagd gesteld dat de vordering onder III, te weten het overleggen van een door [gedaagde] ingevulde licentieaanvraag, niet is bedoeld om een overeenkomst met [gedaagde] te sluiten, maar dat deze informatie nodig is teneinde de schadevergoeding te kunnen vaststellen.
4.5.
[gedaagde] heeft verzocht om een regeling te treffen en heeft daarom gevraagd om een zitting te plannen, hetgeen is gebeurd. Bij tussenvonnis van 6 september 2023 zijn partijen opgeroepen om op de zitting van 16 januari 2024 te verschijnen. De zitting heeft op die dag plaatsgevonden. [gedaagde] is echter niet op de zitting verschenen. Voor zover [gedaagde] nog een betalingsregeling wenst te treffen dient hij zich te wenden tot de gemachtigde van Videma, omdat de wet geen grond biedt voor het bij vonnis dwingend opleggen van een dergelijke betalingsregeling.
4.6.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Videma vordert op grond van artikel 1019h Rv een volledige proceskostenveroordeling van [gedaagde] . De vorderingen van Videma worden op grond van een intellectueel eigendomsrecht toegewezen, zodat kostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv dient plaats te vinden. Het door Videma ingediende kostenoverzicht van de procedure is door [gedaagde] niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de redelijkheid en evenredigheid van de door Videma opgegeven kosten. De gevorderde vergoeding zal derhalve worden toegewezen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Videma als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 132,42 (inclusief informatiekosten)
- griffierecht € 128,00
- salaris advocaat € 1.635,38
Totaal € 1.895,80

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] in de door hem geëxploreerde horecagelegenheid, door middel van de openbare vertoning van televisie-uitzendingen van filmwerken of gedeelten daarvan (meer in het bijzonder door vertoning van een door de NOS uitgezonden filmwerk), deze filmwerken openbaar heeft gemaakt, zonder dat daarvoor toestemming is verkregen van Stichting Videma namens de rechthebbende(n) op de betreffende filmwerken en derhalve inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten die hier op rusten;
5.2.
beveelt [gedaagde] om met onmiddellijke ingang te staken en
gestaakt te houden iedere openbaarmaking van een door Stichting
Videma vertegenwoordigd filmwerk of gedeelte daarvan, meer in het
bijzonder de openbaarmaking door middel van de vertoning van een
televisie-uitzending van dat filmwerk of een gedeelte daarvan, zonder
dat daarvoor toestemming is verkregen van Stichting Videma of de
rechthebbende(n) op het betreffende filmwerk, op straffe van een
dwangsom van € 5.000 voor iedere openbaarmaking van een
filmwerk of een gedeelte daarvan in strijd met het bevel, met een
maximum van € 50.000,
5.3.
beveelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis in
overleg te treden met Videma en de volledige, naar waarheid ingevulde,
licentieaanvraag aan te leveren op basis waarvan Videma de
schade - de misgelopen licentievergoeding - kan vaststellen voor de
onrechtmatige openbaarmakingen in de onderneming van [gedaagde] ;
5.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde] gehouden is de
schadevergoeding, berekend op basis van de onder 5.3 bedoelde
aangeleverde gegevens, aan Stichting Videma te voldoen, te
vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van verzuim,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Videma tot dit vonnis vastgesteld op € 1.895,80,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.