In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019. De man, vertegenwoordigd door mr. M. Cortet, verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met de minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. N. Wouters, verzocht om ontzegging van de omgang. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het niet in het belang van de minderjarige is om gezamenlijk gezag toe te kennen, gezien de ernstige zorgen over haar gezondheid en de gebrekkige communicatie tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om het verzoek van de man af te wijzen, omdat de minderjarige momenteel niet in staat is om contactherstel met haar vader aan te gaan. De rechtbank concludeerde dat de gezondheid en ontwikkeling van de minderjarige voorop staan en dat contactherstel op dit moment niet haalbaar is. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw tot ontzegging van de omgang afgewezen, omdat er geen ontzeggingsgronden aanwezig waren. De rechtbank benadrukte dat het oorspronkelijke doel van de ondertoezichtstelling is om te werken aan contactherstel wanneer de gezondheid van de minderjarige dat toelaat.