In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de gecertificeerde instelling (GI) die verantwoordelijk is voor de jeugdbescherming van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De GI, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, verzocht om vervanging door Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 12 november 2024 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling waren de pleegouders, vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig, maar de ouders waren afwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige GI het beste zicht heeft op de situatie van de minderjarigen en dat een wijziging van de GI niet in het belang van de kinderen zou zijn. De rechtbank heeft daarbij gewezen op het risico van informatieverlies en de noodzaak van continuïteit in de zorg voor de minderjarigen. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, maar de pleegouders en de Raad hebben hun bezorgdheid geuit over de mogelijke gevolgen van een wijziging van de GI. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek van de GI af te wijzen, met de overweging dat de huidige GI het beste in staat is om de belangen van de minderjarigen te behartigen.
De beslissing van de rechtbank is genomen in het kader van de wettelijke bepalingen omtrent de ouderlijke verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de kinderrechter om de GI te vervangen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de continuïteit van zorg en de betrokkenheid van de huidige GI cruciaal zijn voor het welzijn van de minderjarigen.