Op 9 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in de zaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een mondelinge zitting, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, aanwezig waren. De vader was niet aanwezig, maar had aangegeven geen verweer te voeren tegen het verzoek. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en haar zorgen over haar situatie zijn besproken.
De minderjarige is sinds maart 2024 onder toezicht gesteld en verblijft in een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige zijn toegenomen. Ze heeft zich onttrokken aan het gezag van haar ouders en de groepsleiding, verzuimt school en er zijn vermoedens van drugsgebruik. De moeder heeft haar zorgen geuit over de vriendengroep van de minderjarige en de risico's die dit met zich meebrengt. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat zij niet kan terugkeren naar haar ouders.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 maart 2025 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat er een psychodiagnostisch onderzoek gaande is, waarvan de resultaten op korte termijn verwacht worden, en dat deze resultaten bepalend zullen zijn voor de verdere begeleiding en hulpverlening aan de minderjarige.