ECLI:NL:RBZWB:2024:8940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
C/02/426742 / FA RK 24-4330
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot voogdijoverdracht in de zaak van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voogdijoverdracht van een minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2022. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) betrokken is bij de zorg voor de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds zijn geboorte bij pleegouders verblijft en dat deze pleegouders, [pleegouder 1] en [pleegouder 2], een stabiele en veilige opvoedingsomgeving bieden. De rechtbank heeft de pleegouders bereid verklaard om de voogdij over de minderjarige over te nemen en heeft geen bezwaren ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de voogdij wordt overgedragen aan de pleegouders, die de dagelijkse zorg en opvoeding op zich nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de overdracht van de voogdij op 19 januari 2025 kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de GI ontslagen van de voogdij en de pleegouders benoemd tot nieuwe voogden. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. De Haas.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426742 / FA RK 24-4330
Datum uitspraak: 19 december 2024
Beschikking betreffende voogdijoverdracht
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2022 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[pleegouder 1]
en
[pleegouder 2] ,
hierna te noemen: de pleegouders,
beiden wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de GI van 8 juli 2024 met bijlagen, ontvangen op 17 september 2024;
- de instemmingsverklaring van de heer [pleegouder 1] van 13 oktober 2024, binnengekomen bij de griffie op 15 oktober 2024;
- de instemmingsverklaring van mevrouw [pleegouder 2] van 13 oktober 2024, binnengekomen bij de griffie op 15 oktober 2024;
- het e-mailbericht van de Raad van 1 november 2024;
- de instemmingsverklaring van de GI van 5 november 2024, binnengekomen bij de griffie op 5 november 2024;
- het op 6 december 2024 ingekomen gewijzigde verzoek.

2.De feiten

2.1.
Uit de affectieve relatie van [naam 1] , geboren [geboortedag 2] 2001 te [geboorteplaats 2] , en [naam 2] , geboren [geboortedag 3] 1998 te [geboorteplaats 1] , is op [geboortedag 1] 2020 in [geboorteplaats 1] de [minderjarige] geboren.
2.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.3.
Bij beschikking van 25 augustus 2022 heeft de rechtbank de op dat moment nog ongeboren baby [minderjarige] als reeds geboren aangemerkt en het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige] beëindigd. Voorts heeft de rechtbank [minderjarige] onder voogdij gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
2.4.
[minderjarige] verblijft sinds zijn geboorte op [geboortedag 1] 2020 bij pleegouders voornoemd.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt haar, op grond van 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), te ontslaan van de voogdij over [minderjarige] , ten gunste van [pleegouder 1] en [pleegouder 2] , naar de rechtbank begrijpt met ingang van één maand na datum beslissing. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:322 BW kan iedere voogd zich van zijn bediening doen ontslaan, indien een daartoe bevoegd persoon of een gecertificeerde instelling zich schriftelijk heeft bereid verklaard de voogdij over te nemen, en de rechtbank deze overneming in het belang van de minderjarige acht.
4.2.
De pleegouders hebben zich bij brief van 28 maart 2024 bereid verklaard om de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. Voorts hebben de pleegouders aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan een mondelinge behandeling van het verzoek tot voogdijoverdracht en akkoord gaan met de schriftelijke afdoening van de zaak.
4.3.
Uit het e-mailbericht van de Raad van 1 november 2024 is niet gebleken van bezwaren met betrekking tot (de toewijzing van) het voorliggende verzoek tot voogdij-overdracht alsmede de schriftelijke afdoening van de zaak.
4.4.
Tot slot heeft ook de GI aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling van het verzoek en akkoord te kunnen gaan met de schriftelijke afdoening van de zaak.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de inhoud van de overgelegde stukken blijkt dat [minderjarige] sinds [geboortedag 1] 2020 bij de pleegouders verblijft en dat hij zich daar in positieve zin ontwikkelt. De pleegouders bieden [minderjarige] een stabiele en veilige opvoedingsomgeving, waar [minderjarige] bovendien tot aan zijn meerderjarigheid zal kunnen blijven wonen. Uit de stukken blijkt voorts dat de pleegouders de belangen van de [minderjarige] voorop stellen en dat zij oog hebben voor de instandhouding van het contact tussen de ouders en [minderjarige] . De rechtbank acht het dan ook in het belang van [minderjarige] dat de pleegouders, die zijn belast met de dagelijkse zorg en opvoeding van [minderjarige] , voortaan ook de belangrijke beslissingen over [minderjarige] zullen gaan nemen. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat [de pleegzorgorganisatie] ook instemt met de overdracht van de voogdij van [minderjarige] naar de pleegouders, daar zij de pleegouders in staat achten om de beslissingen over [minderjarige] weloverwogen, zonder inmenging van de GI, te kunnen nemen.
4.6.
Gelet op het voorgaande, de inhoud van het verzoek en de bereidverklaring van de pleegouders, is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de voogdij wordt overgedragen naar de pleegouders. Het verzoek, dat niet is weersproken, zal op onderstaande wijze worden toegewezen.
4.7.
De rechtbank zal de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat zij het in het belang van [minderjarige] vindt dat de overdracht van de voogdij op de gewenste datum plaatsvindt en er geen eventueel hoger beroep afgewacht hoeft te worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
ontslaat met ingang van 19 januari 2025 de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering van de voogdij over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2022 te [geboorteplaats 1] ;
5.2.
benoemt met ingang van 19 januari 2025 [pleegouder 1] , geboren op [geboortedag 4] 1980 te [geboorteplaats 3] , en [pleegouder 2] , geboren op [geboortedag 5] 1985 te [geboorteplaats 4] , tot voogden over voornoemde [minderjarige] ;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.