ECLI:NL:RBZWB:2024:8959

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
11158044 CV EXPL 24-3056 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen uit overeenkomst van opdracht voor internetdiensten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vordering van [eiseres] B.V. tegen [gedaagde] centraal. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht die op 3 maart 2023 is gesloten, waarbij [eiseres] internetdiensten zou leveren aan [gedaagde]. De vordering is ingesteld omdat [gedaagde] de facturen van [eiseres] niet heeft betaald, ondanks herhaalde aanmaningen. De kantonrechter heeft op 18 december 2024 uitspraak gedaan. De vordering van [eiseres] is gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] € 1.172,95 aan openstaande facturen verschuldigd is, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De resterende vordering van € 2.831,00 voor toekomstige termijnen werd afgewezen, omdat het onredelijk zou zijn om deze te betalen zonder dat daar een tegenprestatie tegenover staat. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 175,94 toegewezen en is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van € 1.221,89. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11158044 \ CV EXPL 24-3056
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V. H.O.D.N. [dochteronderneming],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor BV,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bedrijf van gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

[gedaagde] heeft een overeenkomst van opdracht gesloten met [eiseres] over het leveren van internetdiensten. In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] de facturen van [eiseres] dient te betalen. De kantonrechter wijst de vordering gedeeltelijk toe.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 juli 2024
- de brief van 31 oktober 2024 met producties 13 tot en met 16 van [eiseres]
- de mondelinge behandeling van 15 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. [eiseres] is een online mediabedrijf dat op internet gebaseerde producten en diensten aanbiedt.
b. Partijen hebben op 3 maart 2023 een overeenkomst gesloten op grond waarvan [dochteronderneming] (de dochteronderneming van [eiseres] ) internetdiensten zou verrichten voor [gedaagde] . Daarbij ging het om:
- het ontwikkelen van vijf landingspagina’s;
- het leveren van call tracking en
- het opzetten van Search Engine Advertising (SEA), oftewel het opzetten van een advertentiecampagne met behulp van Google AdWords.
c. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 24 maanden.
d. In deze overeenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…) 8.2 De onderhavige overeenkomst is een duurovereenkomst van bepaalde tijd en is gesloten voor een niet reduceerbare en onherroepelijke termijn van 24 maanden.
8.3
In alle gevallen van contractbreuk door de Abonnee, anders dan op grond van een toerekenbaar tekortschieten van [dochteronderneming] in de nakoming van haar verbintenis, zijn alle vorderingen uit hoofde van de overeenkomst, zowel de op dat moment als in de toekomst opeisbare maandelijkse bijdragen, onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar. (…)
[afbeelding geanonimiseerd]
e. Op 15 maart 2023 is de overeenkomst gewijzigd, omdat [gedaagde] had aangegeven dat hij niet kon betalen. De landingspagina’s en call tracking zijn toen uit de overeenkomst verwijderd en het termijnbedrag is verlaagd naar € 149,00 exclusief BTW en € 216,59 inclusief BTW per maand.
f. Op 28 maart 2023 heeft [eiseres] een welkomstbrief gestuurd aan [gedaagde] .
g. [eiseres] heeft op de volgende data pogingen gedaan om in contact te komen met [gedaagde] voor een interview: 13, 17 en 24 april 2023 en 3 mei 2023. Het interview heeft niet plaatsgevonden, omdat [gedaagde] niet reageerde.
h. Op 3 mei 2023 stuurt [eiseres] een e-mail aan [gedaagde] dat de Google Ads-campagne gereed is en dat zij graag in contact komt met [gedaagde] om de website te bespreken.
[eiseres] heeft in de periode van maart 2023 tot en met augustus 2023 een elftal facturen naar [gedaagde] gestuurd voor een totaalbedrag van € 1.172,95 inclusief BTW. Deze facturen zijn door [gedaagde] onbetaald gelaten.
i. Bij brieven van 5 en 22 mei 2023 en 8 en 28 juni 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] aangemaand tot betaling van achterstanden waarbij in de laatste brief ook is medegedeeld dat bij niet-betaling [eiseres] de dienstverlening zou kunnen opschorten.
j. Bij brief van 26 juli 2023 heeft [eiseres] aan [gedaagde] medegedeeld dat de dienstverlening per heden wordt opgeschorst.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.783,18, vermeerderd met rente en kosten. [eiseres] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiseres] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
4.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres] het volgende. [gedaagde] heeft met [eiseres] een overeenkomst gesloten voor het leveren van internetdiensten, te weten online marketing: website maken, call tracking en Google-advertenties/SEA. [gedaagde] heeft € 1.172,95 aan facturen niet betaal. Ook heeft hij de resterende termijnen van de overeenkomst van € 2.831,00 (19 x € 149,00) niet betaald. De resterende termijnen hebben betrekken op acquisitiekosten, aankoop van producten, kosten van realisatie van producten/internettoepassingen, indirecte overheadkosten en kosten voor gekwalificeerd personeel. [eiseres] vordert € 4.003,95 aan hoofdsom, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.
4.3.
[gedaagde] vindt dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen en wil dat [eiseres] in de volledige proceskosten wordt veroordeeld.
4.4.
[gedaagde] betwist de vordering, want hij wist niet dat hij een overeenkomst had gesloten met maandelijkse kosten. [eiseres] zou kosteloos een logo en website maken voor zijn net opgestarte bedrijf. [gedaagde] heeft vanaf het begin doorgegeven dat hij geen geld had. [eiseres] zou de dienstverlening gratis doen. In ruil daarvoor moest [gedaagde] tien zzp’ers zoeken en aan [eiseres] doorgeven. [gedaagde] doet een beroep op dwaling, want [eiseres] heeft hem onjuist voorgelicht over de kosten.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Dwaling
5.1.
[gedaagde] heeft gesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Bij een geslaagd beroep op dwaling is vereist dat [gedaagde] de overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zou hebben gesloten als hij een juiste voorstelling van zaken had. [gedaagde] is er niet in geslaagd zijn beroep op dwaling tegenover de gemotiveerde betwisting door [eiseres] concreet te onderbouwen. De kantonrechter kan het verweer van [gedaagde] dat de dienstverlening van [eiseres] gratis zou zijn niet volgen, omdat op de overeenkomst die [gedaagde] heeft getekend, net boven de door hem geplaatste handtekening, duidelijk de bedragen voor het abonnement zijn genoemd. Zijn beroep op dwaling slaagt dus niet.
Facturen tot en met augustus 2023
5.2.
[eiseres] vordert betaling van het abonnement over de periode april 2023 tot en met augustus 2023 en de eenmalige dossierkosten van € 90,00. [gedaagde] betwist dat [eiseres] werkzaamheden voor zijn bedrijf heeft uitgevoerd. Gebleken is dat [eiseres] een start heeft gemaakt met de uitvoering van de dienstverlening. Zo heeft zij op 3 mei 2023 [gedaagde] bericht dat de Google Ads-campagne gereed was. Daarna heeft zij geprobeerd om in contact te treden met [gedaagde] over het vervolg, waarop [gedaagde] niet meer heeft gereageerd. Op grond van het voorgaande is [gedaagde] betaling verschuldigd voor de eerste vijf maanden en de dossierkosten. Daarom zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van
€ 1.172,95 toewijzen.
Resterende termijnen
5.3.
[eiseres] maakt dan nog aanspraak op de maandelijkse termijnen na augustus 2023 (negentien termijnen), die op grond van artikel 8.3 van de overeenkomst verschuldigd zijn in geval van een tekortschieten door de abonnee in de nakoming van haar verplichtingen. Artikel 8.3 bepaalt dat dan niet alleen alle openstaande facturen, maar ook alle in de toekomst opeisbare termijnen ineens zijn verschuldigd. Dat zou in dit geval neerkomen op een vergoeding van negentien maandtermijnen. [gedaagde] heeft hiertegen ingebracht dat hij deze termijnen niet is verschuldigd, omdat er geen dienstverlening tegenover staat. Het is volgens hem daarom onredelijk om hiervoor te betalen.
5.4.
De kantonrechter begrijpt dit verweer van [gedaagde] zo, dat hij een beroep doet op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Getoetst moet dus worden of het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ertoe leidt dat hij het gevorderde bedrag van € 2.831,00 niet is verschuldigd. Hoewel hier de nodige terughoudendheid op zijn plaats is, ziet de kantonrechter in deze specifieke situatie aanleiding om aan deze rechtsregel toepassing te geven. Hierbij zijn de volgende omstandigheden van belang. Bij betaling door [gedaagde] van de volledige vergoeding zou betaald worden voor diensten die niet geleverd zijn. Niet is gebleken dat die betaling een redelijke vergoeding is voor het door [eiseres] concreet geleden verlies of de gederfde winst, zodat [eiseres] aldus aanzienlijke inkomsten verkrijgt waar geen verrichting of noemenswaardige kosten tegenover staan. Ook heeft [eiseres] niet onderbouwd hoeveel zij aan aanvangsinvestering heeft gedaan en op welke wijze deze over de gehele contractduur wordt verspreid. De optelsom van deze omstandigheden heeft tot gevolg dat het handhaven van de vergoeding naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval tot een buitensporig resultaat zou leiden en het daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] een vergoeding van € 2.831,00 is verschuldigd. Het verweer van [gedaagde] slaagt in zoverre en dit gedeelte van de vordering wordt dus afgewezen.
Rente
5.5.
Omdat alleen het bedrag van € 1.172,95 aan facturen toewijsbaar is, zal alleen hierover de wettelijke handelsrente worden toegewezen. Omdat [eiseres] niet heeft toegelicht vanaf wanneer zij wettelijke handelsrente vordert, zal de kantonrechter de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.6.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat zij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft (laten) verricht(en). Gelet op de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom, zal de kantonrechter een bedrag van € 175,94 aan incassokosten toewijzen.
Proceskosten
5.7.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter merkt hierbij op dat bij gebrek aan voldoende specificatie, als vergoeding van BRP kosten, niet meer wordt toegekend dan het in dit geval redelijke en gebruikelijke forfaitaire bedrag van € 0,62 (exclusief btw) en als vergoeding van kosten voor een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel niet meer wordt toegekend dan het in dit geval redelijke en gebruikelijke forfaitaire bedrag van € 2,85 (exclusief btw).
5.8.
De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
116,39
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,89

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.172,95, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW met ingang van 22 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 175,94 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.221,89, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.