In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling (GI), de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleegzorgvoorziening. De rechtbank heeft de ouders van [minderjarige], hierna te noemen de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank geadviseerd over het verzoek. De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante stukken en rapporten van de Raad meegenomen, waaronder een rapport van 7 december 2024 waarin het perspectief van [minderjarige] wordt besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds zijn geboorte uit huis geplaatst is en momenteel in een pleeggezin verblijft. De ouders hebben aangegeven in te stemmen met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar niet met het perspectiefbesluit van de GI, dat inhoudt dat het opvoedperspectief van [minderjarige] niet bij hen ligt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en dat een thuisplaatsing bij de ouders op dit moment niet mogelijk is. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 februari 2025, met de overweging dat het in het belang van [minderjarige] is om in het huidige pleeggezin op te groeien. De rechtbank heeft ook het perspectiefbesluit van de GI beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat dit besluit in redelijkheid is genomen, gezien de omstandigheden van de ouders en de ontwikkeling van [minderjarige] in het pleeggezin.
De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat de ouders de plaatsing van [minderjarige] bij de pleegouders beter zullen accepteren en dat er een betere samenwerking zal ontstaan tussen de ouders en de pleegouders. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.