ECLI:NL:RBZWB:2024:9012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
10894702 \ MB VERZ 24-56
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging tot nihil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats zonder de juiste vergunning. De gedraging vond plaats op 23 april 2022 te Goes. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat zij op dat moment een leenauto gebruikte terwijl haar eigen voertuig gekeurd werd. Ze had contact opgenomen met de gemeente over de tijdelijke vergunning en stelde dat ze een jaarvergunning had aangeschaft. Tijdens de zitting heeft betrokkene haar standpunten herhaald en benadrukt dat ze vergeten was aan te geven welk voertuig geparkeerd stond.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard, maar erkende dat er onduidelijkheid was vanuit de gemeente en dat het om een bijzondere situatie ging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook de argumenten van betrokkene in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.

De uitspraak is openbaar gedaan en tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer : 10894702 \ MB VERZ 24-56
CJIB-nummer : 1062 5422 4921 5357
Uitspraakdatum : 1 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode en woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig op de Naereboutstraat te Goes op 23 april 2022 om 14:23 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Het voertuig van betrokkene werd die dag gekeurd en zij kreeg voor enkele uren een leenauto. Betrokkene heeft contact opgenomen met de gemeente met de vraag hoe het werkt met een tijdelijke vergunning. De gemeente gaf aan dat er twee kentekens op één naam mogen staan, maar deze mogen niet tegelijk gebruikt worden. Betrokkene stelt een vergunning voor het hele jaar te hebben en deze al te hebben betaald. Ter onderbouwing heeft betrokkene bewijzen meegestuurd. Een vergunning kost € 57,- per jaar, dus voor deze bekeuring had zij bijna twee jaar kunnen parkeren.
Ter zitting heeft betrokkene haar standpunten die zij in haar beroepschrift heeft aangevoerd, herhaald. Betrokkene stelt dat zij enkel is vergeten om aan te vinken welke van de twee voertuigen op dat moment geparkeerd stond. Op dat moment stond deze informatie ook nog niet op de site van de betreffende gemeente.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene had meerdere kentekens op één vergunning staan, maar er kan maar één kenteken actief zijn. In dit geval was het verkeerde kenteken actief, waardoor de gedraging kan worden vastgesteld. Betrokkene heeft voldoende onderbouwd dat zij het zo goed mogelijk heeft geprobeerd te regelen en heeft dat ook met voldoende stukken onderbouwd. Het gaat in dit geval om een vervangende leenauto, wat een bijzondere situatie met zich meebrengt. Ook is er vanuit de betreffende gemeente geen hele duidelijke communicatie geweest en betreft het een oude zaak uit april 2020. Gelet op al het bovenstaande ziet de zittingsvertegenwoordiger aanleiding om de sanctie te matigen tot nihil.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij neemt de kantonrechter het standpunt van de zittingsvertegenwoordiger over. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: