Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats zonder de juiste vergunning. De gedraging vond plaats op 23 april 2022 te Goes. Betrokkene heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat zij op dat moment een leenauto gebruikte terwijl haar eigen voertuig gekeurd werd. Ze had contact opgenomen met de gemeente over de tijdelijke vergunning en stelde dat ze een jaarvergunning had aangeschaft. Tijdens de zitting heeft betrokkene haar standpunten herhaald en benadrukt dat ze vergeten was aan te geven welk voertuig geparkeerd stond.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard, maar erkende dat er onduidelijkheid was vanuit de gemeente en dat het om een bijzondere situatie ging. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook de argumenten van betrokkene in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.
De uitspraak is openbaar gedaan en tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.