ECLI:NL:RBZWB:2024:9016

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
10943402 \ MB VERZ 24-109
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bebording

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een locatie waar dit niet was toegestaan, zoals aangegeven door bord E1, op 11 maart 2023. Betrokkene heeft via zijn gemachtigde, mr. B. de Jong, beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Tijdens de zitting op 1 oktober 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en betwistte dat de E1-zonebebording was gepasseerd. Hij stelde dat het Openbaar Ministerie (OM) moest aantonen dat de bebording correct was geplaatst en verwees naar jurisprudentie. De zittingsvertegenwoordiger heeft bevestigd dat de bebording aanwezig was, maar kon niet vaststellen dat deze binnen de vereiste termijn van zes maanden voor en na de gedraging aanwezig was.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. De overgelegde stukken voldeden niet aan de eisen die volgens de rechtspraak gesteld worden aan de bewijsvoering van de bebording. Hierdoor kon de kantonrechter niet met voldoende zekerheid vaststellen of de gedraging was verricht. Het beroep werd gegrond verklaard, de boete werd vernietigd en het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 749,50 toegekend aan betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10943402 \ MB VERZ 24-109
CJIB-nummer : 7062 5422 5651 0140
uitspraakdatum : 1 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dit niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Bruggang te Middelburg op 11 maart 2023 om 00:09 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene betwist de E1-zonebebording te zijn gepasseerd. De rijroute is bij de officier van justitie voldoende kenbaar gemaakt en is voldoende concreet. Volgens gemachtigde dient het OM aan te tonen dat de bebording vóór en ná de vermeende gedraging deugdelijk was geplaatst en verwijst hiervoor naar jurisprudentie. Indien de schouwrapporten langer dan zes maanden van de pleegdatum afliggen, dan moet er blijken dat het bord in de tussentijd niet is verwijderd of vervangen. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat gemachtigde een volledige rijroute heeft opgegeven. De zittingsvertegenwoordiger heeft de bebording gecontroleerd. De bebording was aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger heeft niet kunnen vaststellen dat de bebording binnen zes maanden voor en binnen zes maanden na de pleegdatum aanwezig was.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Betrokkene heeft de gevolgde route aangegeven, maar de door officier van justitie overgelegde (nadere) stukken over de aanwezigheid van de bebording voldoen niet aan de eisen die daaraan volgens vaste rechtspraak moeten worden gesteld. Hierdoor kan de kantonrechter niet vaststellen of er sprake was van deugdelijke bebording ten tijde van de vermeende gedraging. Dit betekent dat niet met voldoende zekerheid vast staat dat de gedraging is verricht. Het beroep is dan ook gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 119,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: