ECLI:NL:RBZWB:2024:9017

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
10999423 \ MB VERZ 24-197
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Sandberglaan te Middelburg op 12 april 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat het stoplicht buiten gebruik was. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. Volgens de wet moet een verbalisant de bestuurder staande houden om een boete op te leggen, tenzij er geen reële mogelijkheid is om de identiteit vast te stellen. De kantonrechter concludeerde dat de reden om niet tot staandehouding over te gaan, namelijk het ontbreken van een transparant, niet gegrond was. Daarom werd de boete ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 905,- toegekend aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10999423 \ MB VERZ 24-197
CJIB-nummer : 1062 5422 5710 1755
uitspraakdatum : 1 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Sandberglaan te Middelburg op 12 april 2023 om 19:42 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Volgens betrokkene was het stoplicht buiten gebruik en is dat vanaf de werkzaamheden op Klein Vlaanderen in Middelburg al. Gemachtigde stelt dat er niet uit het zaakoverzicht is gebleken waarom er geen reële mogelijkheid tot staande houden bestond, want de verklaring die de verbalisant in het zaakoverzicht heeft gegeven is te summier. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat de enkele verklaring van de verbalisant dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden in verband met een transparant, onvoldoende is. De zittingsvertegenwoordiger heeft informatie opgevraagd bij de verbalisant, maar gelet op de termijn van de gedraging wist de verbalisant geen extra informatie meer te geven.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat er geen transparant aanwezig was. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit geen gegronde reden om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de tweede schriftelijke hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
tweede schriftelijke hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 156,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 905,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 289,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 905,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: