Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Sandberglaan te Middelburg op 12 april 2023. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat het stoplicht buiten gebruik was. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. Volgens de wet moet een verbalisant de bestuurder staande houden om een boete op te leggen, tenzij er geen reële mogelijkheid is om de identiteit vast te stellen. De kantonrechter concludeerde dat de reden om niet tot staandehouding over te gaan, namelijk het ontbreken van een transparant, niet gegrond was. Daarom werd de boete ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 905,- toegekend aan de betrokkene.