Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 14 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de N289 Oude Rijksweg te Krabbendijke op 21 februari 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2024 is de zaak behandeld, maar de betrokkene en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, omdat het beroep bij de officier van justitie niet tijdig was ingesteld. De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie zes weken bedraagt, en dat deze termijn op 14 april 2023 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 1 mei 2023 ontvangen, wat te laat was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. Daarom heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep tegen deze beslissing is ongegrond verklaard, en de kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.