ECLI:NL:RBZWB:2024:9033

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
11117510 \ MB VERZ 24-414
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser op de Aagje Dekenstraat te Vlissingen op 20 april 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Bergers, heeft aangevoerd dat hij op een trottoir reed en dat de bebording niet herkenbaar was. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft het beroep ongegrond verklaard, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging wel degelijk heeft plaatsgevonden, zoals bevestigd door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en betrokkene heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 218,75. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer : 11117510 \ MB VERZ 24-414
CJIB-nummer : 0062 5422 4887 6175
Uitspraakdatum : 1 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M.J.M. Bergers (Boete.nu)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 1 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is op de Aagje Dekenstraat te Vlissingen op 20 april 2022 op 16:05 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene persisteert erbij dat hij op een trottoir zou hebben gereden, het was niet herkenbaar voor betrokkene dat dit een trottoir was vanwege de uiterlijke verschijningsvorm ervan. Betrokkene heeft evenmin een G-bord waargenomen op deze locatie. Voorts stelt gemachtigde dat de hoorplicht is geschonden en verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit Google Maps blijkt dat de betreffende bebording op de pleeglocatie aanwezig is en duidelijk richting de rijbaan staat. De verbalisant heeft in het zaakoverzicht ook verklaard dat hij de bebording heeft gezien. Hierdoor is de juiste feitcode opgelegd. Ook heeft de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal voldoende toegelicht waarom er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. Wel is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de sanctie met 25% te matigen.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft de betreffende bebording waargenomen op de pleeglocatie. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Daarbij heeft de verbalisant voldoende onderbouwd dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 29 april 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan vijf maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter. Naar het oordeel van de kantonrechter (en met de zittingsvertegenwoordiger) is hier sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht met een andere zaak die vandaag gelijktijdig door de kantonrechter zijn behandeld.
Voor de fase bij de kantonrechter geldt het volgende:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
totaal € 437,50
samenhang x factor 1: € 437,50
delen door 2: € 218,75 per zaak.
Dit levert een totale proceskostenvergoeding van € 218,75 op.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: