ECLI:NL:RBZWB:2024:9050

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
11024674 CV EXPL 24-1208 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de standplaatsovereenkomst en ontruiming van de standplaats wegens achterstallige huur en verbruikskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eiseres], en een gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde]. [Eiseres] heeft een standplaats op haar camping ter beschikking gesteld aan [gedaagde], maar heeft diverse facturen voor huur en verbruikskosten onbetaald gelaten. [Eiseres] vordert ontbinding van de standplaatsovereenkomst en ontruiming van de standplaats, alsook betaling van achterstallige bedragen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de facturen niet heeft betaald en dat de wintertoeslag en verbruikskosten in lijn zijn met eerdere jaren. De kantonrechter oordeelt dat de tekortkomingen van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst de ontbinding daarvan rechtvaardigen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, met een dwangsom voor elke dag dat [gedaagde] in gebreke blijft. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, energiekosten en buitengerechtelijke kosten, alsook de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11024674 \ CV EXPL 24-1208
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap [eiseres] B.V.,
gevestigd te [plaats] , [gemeente] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L.J.P.E. Donckers-Corten, advocaat te Breda,
tegen
[gedaagde],
voorheen wonende te [adres] , thans zonder bekend of werkelijk verblijf zowel in als buiten Nederland,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda (onttrokken op 8 augustus 2024).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 mei 2024 met de daarin genoemde stukken;
- het bericht van 16 september 2024 met producties van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling van 8 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [gedaagde] is niet ter mondelinge behandeling verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
- [eiseres] exploiteert een camping, staande en gelegen te [adres] ;
- [eiseres] heeft [gedaagde] tegen betaling standplaats [nummer] ter beschikking gesteld op de camping van [eiseres] ;
- op 31 oktober 2022 heeft [eiseres] een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 900,00 met betrekking tot de wintertoeslag over 2022;
- op 16 januari 2023 heeft [eiseres] een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 5.231,80 met betrekking tot de basishuur van de standplaats met voorzieningen en de afrekening van de elektra en water over 2022;
- op 10 januari 2024 heeft [eiseres] een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 5.890,40 met betrekking tot de basishuur van de standplaats met voorzieningen en de afrekening van de elektra en water over 2022/2023;
- [gedaagde] heeft de hiervoor genoemde facturen onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] B.V. vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- de tussen partijen gesloten standplaatsovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te gebieden de standplaats te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.022,20, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] diverse facturen van [eiseres] ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Zij vordert dan ook betaling van die facturen, te vermeerderen met rente en kosten. Het openstaande bedrag en het feit dat [gedaagde] haar standplaats en het daarop geplaatste chalet niet meer onderhoudt is vervolgens voldoende om de standplaatsovereenkomst te ontbinden. Zij vordert naast betaling van de voornoemde bedragen ook de ontbinding van de standplaatsovereenkomst en de ontruiming van de standplaats, op straffe van een dwangsom. Zij vraagt de dwangsom te maximeren op minimaal € 8.000,00, nu dit het totaalbedrag aan kosten is bij een gedwongen ontruiming door de deurwaarder. Op het verweer van [gedaagde] voert [eiseres] aan dat er een schriftelijke standplaatsovereenkomst is gesloten tussen partijen. [eiseres] beschikt daar echter niet meer over. De wintertoeslag wordt al sinds 2017 in rekening gebracht, nu [gedaagde] ook in de winter gebruik maakte van de stacaravan. [gedaagde] verbleef met haar partner en kind in de stacaravan, zodat het onjuist is dat zij alleen in de stacaravan zou verblijven. Het in rekening gebrachte gebruik ligt vervolgens in lijn met eerdere jaren. [eiseres] wijst er daarbij op dat [gedaagde] op haar standplaats een zwembad en een jacuzzi heeft staan. Dit brengt hogere kosten aan water en elektra met zich. Ook had zij een wasmachine en werd de stacaravan verwarmd met elektriciteit. Het verbruik is dus niet abnormaal hoog. Bovendien is er geen sprake van het aftappen van elektriciteit. Tot slot voert [eiseres] aan dat [gedaagde] nooit heeft gevraagd de stacaravan aan een ander te mogen verhuren of verkopen, zodat het onjuist is dat [eiseres] daar geen medewerking aan zou hebben verleend.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] betwist dat er een schriftelijke standplaatsovereenkomst is gesloten. De kosten zijn door deze procedure onnodig hoog opgelopen, nu [eiseres] niet de medewerking heeft verleend aan de verkoop van de stacaravan van [gedaagde] . [gedaagde] doet daarom een beroep op schuldeisersverzuim. Op grond daarvan dienen de gevorderde rente en bijkomende kosten te worden afgewezen en de vordering over 2023 volledig te worden afgewezen. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de wintertoeslag over 2022 niet toewijsbaar is, nu er tussen partijen nooit is gesproken over een wintertoeslag. De verbruikskosten elektriciteit en water zijn volstrekt onjuist en onredelijk hoog. [gedaagde] verbleef alleen in de stacaravan en er was geen wasmachine, droger of vaatwasmachine aanwezig. Vanaf 2023 verbleef zij niet meer in de stacaravan. Het is mogelijk dat haar stroom wordt afgetapt.

4.De beoordeling

Standplaatsovereenkomst
4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een standplaats op de camping van [eiseres] en de bijbehorende voorzieningen gebruikt tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten, zodat in zoverre sprake is van een standplaatsovereenkomst tussen partijen.
Achterstallige bijdrages en verbruikskosten
4.2.
Met betrekking tot de wintertoeslag overweegt de kantonrechter dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat de wintertoeslag in eerdere jaren ook in rekening is gebracht. Tevens heeft zij onweersproken gesteld dat [gedaagde] in de winter van 2022 gebruik heeft gemaakt van de stacaravan. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat [gedaagde] de verschuldigdheid van de wintertoeslag onvoldoende (gemotiveerd) heeft betwist, zodat het gevorderde bedrag van € 900,00 toewijsbaar is.
4.3.
Met betrekking tot de verbruikskosten heeft [eiseres] voldoende onderbouwd dat de kosten in lijn liggen met eerdere jaren en dat deze niet onrealistisch zijn, gelet op de wijze van verwarmen van en beschikbare voorzieningen op de standplaats. Ook heeft zij gemotiveerd betwist dat de elektra wordt afgetapt. Deze ter mondelinge behandeling gedane aanvullingen van de stellingen van [eiseres] zijn door [gedaagde] niet weersproken, omdat zij ter mondelinge behandeling niet is verschenen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] ook de hoogte van de verbruikskosten onvoldoende heeft weersproken. De overige twee facturen van in totaal een bedrag van € 11.122,20 zijn in beginsel ook toewijsbaar.
4.4.
[gedaagde] voert tot slot aan dat [eiseres] verantwoordelijk moet worden gehouden voor de vordering over het jaar 2023, de rente en de kosten, omdat zij niet de medewerking heeft verleend aan de verhuur/verkoop van de stacaravan aan een derde. [eiseres] heeft betwist dat [gedaagde] een concrete aanvraag daartoe heeft gedaan en [gedaagde] heeft dit ook niet onderbouwd, zodat deze stelling als voldoende onderbouwd wordt gepasseerd. Niet is dan ook komen vast te staan dat [gedaagde] een beroep kan doen op schuldeisersverzuim.
4.5.
De hoofdsom van € 12.022,20 is toewijsbaar. De wettelijke rente over dit bedrag wordt, als gegrond op de wet, toegewezen.
Ontbinding van de overeenkomst en de ontruiming van de standplaats
4.6.
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. Gelet op de hoogte van de hiervoor toegewezen achterstand in de bijdrages en verbruikskosten is de kantonrechter van oordeel dat de tekortkoming in de nakoming van de standplaatsovereenkomst de ontbinding daarvan rechtvaardigt, zodat de vorderingen tot ontbinding van de standplaatsovereenkomst en de ontruiming van de standplaats zullen worden toegewezen.
4.7.
De ontruimingstermijn wordt bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in de beslissing vermeld. Met betrekking tot de maximering van de dwangsom overweegt de kantonrechter dat deze niet is bedoeld als schadevergoeding voor de mogelijke ontruimingskosten, maar als prikkel voor [gedaagde] om de standplaats zelf te ontruimen. Een maximering van de dwangsom tot € 2.500,00 acht de kantonrechter dan ook voldoende.
Kosten
4.8.
[eiseres] vordert vervolgens een bedrag van € 895,22 als vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter overweegt dat [eiseres] , op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) samenhangende wettelijke bepalingen, in de onderhavige zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft verzonden aan [gedaagde] . Zij heeft deze overgelegd als productie 8 bij dagvaarding in het geding gebracht. Het gevorderde bedrag komt bovendien overeen met het geldende forfaitaire tarief, zodat de gevorderde vergoeding wordt toegewezen.
4.9.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Als vergoeding van kosten voor een uittreksel uit de Basisregistratie Personen wordt niet meer toegekend dan het in dit geval redelijke en gebruikelijke forfaitaire bedrag van € 0,62 (exclusief btw). De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- dagvaardingskosten
126,99
- griffierecht
1.409,00
(ook verzoek korte termijn)
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.482,99

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de standplaatsovereenkomst tussen partijen betreffende de standplaats [nummer] met aanhorigheden, staande en gelegen op het campingterrein van [eiseres] te [adres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de standplaats binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] B.V. een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij na voornoemde termijn de standplaats niet heeft ontruimd, tot een maximum van € 2.500,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van:
- een bedrag van € 12.022,20 aan achterstallige huur en energiekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag van de algehele voldoening,
- een bedrag van € 895,22 aan buitengerechtelijke kosten
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.482,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.