ECLI:NL:RBZWB:2024:9054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
10847166 CV EXPL 23-5244 & 10916357 CV EXPL 24-608 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en bewijslevering in verzet tegen vordering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2024, gaat het om een consumentenkoop waarbij de eiser, aangeduid als 'vader', in verzet is gegaan tegen een vordering van de rechtspersoon Coeo Securisation Ltd. De vader heeft betwist dat hij de aankoop heeft verricht of de goederen heeft ontvangen. Na bewijslevering, waaronder getuigenverklaringen en e-mailcorrespondentie, is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat de vader geslaagd is in het leveren van tegenbewijs. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bestelling niet door of namens de vader is geplaatst, maar door zijn dochter. Hierdoor is de vordering van Coeo afgewezen en is het eerdere verstekvonnis vernietigd. Coeo is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, terwijl de kosten van de vader zijn begroot op €369,00. In de vrijwaringszaak is de vordering van de vader tegen zijn dochter afgewezen, en is de vader veroordeeld in de proceskosten van de dochter, vastgesteld op nihil. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de wettelijke rente over de proceskosten is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10847166 CV EXPL 23-5244 & 10916357 CV EXPL 24-608
vonnis d.d. 11 december 2024
in de hoofdzaak van
[de vader],
wonende te [woonadres 1] ,
opposant,
gedeeltelijk kosteloos procederend middels een toevoeging onder nummer: [nummer 1] ,
gemachtigde: mr. A.D.M. Klein Selle, advocaat te Oisterwijk,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht Coeo Securisation Ltd,
gevestigd te Dublin (Ierland),
geopposeerde,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders B.V. te Eindhoven.
en in de vrijwaringszaak van
[de vader],
wonende te [woonadres 1] ,
eiser,
gedeeltelijk kosteloos procederend middels een toevoeging onder nummer: [nummer 2] ,
gemachtigde: mr. A.D.M. Klein Selle, advocaat te Oisterwijk,
tegen
[de dochter],
wonende te [woonadres 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna “vader”, “Coeo” en ”dochter” genoemd.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis in beide zaken van 13 maart 2024 met de daarin genoemde stukken;
de op 4 april 2024 ter griffie ontvangen akte van vader met producties;
de brief van 15 april 2024 van vader;
het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 16 juli 2024;
de op 24 juli 2024 ter griffie ontvangen akte van vader met één productie;
het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 31 oktober 2024.

2.De verdere beoordeling

In de hoofdzaak:
In oppositie:
2.1
In het voornoemde tussenvonnis is vader in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de voorshands aannemelijk geachte stelling dat de bestelling bij de rechtsvoorgangster van Coeo door of namens vader is geplaatst.
2.2
Vader heeft bij de op 4 april 2024 ter griffie ontvangen akte een e-mailbericht van dochter aan zijn gemachtigde van 26 maart 2024 overgelegd, waarin is opgenomen:
“(…) Ik wil graag bij deze laten weten dat ik de zalando producten heb besteld. (…) Ik weet dat het nog gaat om een horloge en poloshirt die ik heb besteld voor mijn man die jarig was. Ik heb dit met een Klarna betaling gedaan op het adres van mijn vader. Deze producten heb ik dan ook ontvangen en niet betaald door de schulden. (…) Hierbij verklaar ik dat de bestelling is gedaan door [de dochter] en niet door [de vader] . Ook de producten zijn in gebruik door mij. (…)”.
2.3
Op 16 juli 2024 heeft de kantonrechter vader als getuige gehoord. Hij verklaart:
“(…) Op de vraag van de kantonrechter hoe de email van 26 maart 2024 tot stand is gekomen antwoord ik, dat ik meerdere keren met mijn dochter over deze zaak heb gesproken. Ik heb haar gezegd dat ik het niet tof vond, dat ik niet schuldig ben aan deze zaak en dat ik hoop dat zij op een goede manier zou reageren. Zij heeft mij toen gezegd dat zij een email zou sturen naar mijn advocaat waarin stond dat zij 100 % verantwoordelijk is. Ik heb gezegd dat ik dat prima vond. (…) Als het gaat om de bestelling bij Zalando dan weet ik tot op de dag van vandaag nog steeds niet hoe [de dochter] dat precies gedaan heeft om mij daarbij te betrekken. (…) Ik heb op de eerste aanmaning meteen gereageerd door mijn dochter [de dochter] te bellen. Zij is naar mij toegekomen. We hebben er over gesproken. Ik heb haar gezegd dat ik verbijsterd was dat zij dit zo had gedaan. [de dochter] zei tegen mij: geef maar aan mij dan zal ik het rechttrekken. Ik had daar vertrouwen in, maar achteraf blijkt dat [de dochter] niets heeft geregeld. (…)”.
2.4
Op 31 oktober 2024 heeft de kantonrechter dochter als getuige gehoord. Zij verklaart:
“(…) De kantonrechter houdt mij het e-mailbericht van 26 maart 2024 voor, productie 4 bij akte van 4 april 2024. De kantonrechter leest deze verklaring voor en vraagt mij of ik hier nog steeds achter sta. Ja, dat is mijn verklaring en zo is het gegaan. Ik heb wel geprobeerd om het eerder op te lossen, maar Zalando wilde daar niet aan meewerken. Daar was zelfs de gemeente en mijn bewindvoerder bij betrokken maar dat heeft niet mogen baten. (…) de reden waarom ik deze bestelling op naam van mijn vader heb gedaan is erin gelegen dat ik geblokkeerd was op de accounts van Klarna en Afterpay zodat ik geen zelfstandige bestellingen meer kon doen. Ik heb inderdaad de producten behouden en het klopt ook dat ik zelf een Zalando account had. (…)”.
2.5
Gelet op het overgelegde e-mailbericht van dochter en de getuigenverklaringen is de kantonrechter van oordeel dat vader geslaagd is in het leveren van het tegenbewijs. Het voorgaande leidt ertoe dat niet is komen vast te staan dat de bestelling door of namens vader is geplaatst. Het verstekvonnis dient dan ook te worden vernietigd en de vordering van Coeo dient alsnog te worden afgewezen.
2.6
Coeo is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Gelet op het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijven de dagvaardingskosten voor de verzetdagvaarding voor rekening van vader. De proceskosten van vader worden dan ook begroot op:
- salaris gemachtigde
328,00
(4 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
369,00
2.7
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In de vrijwaringszaak:
2.8
In voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter de vordering van vader op dochter afgewezen. Vader zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Nu dochter niet is verschenen in de procedure worden de kosten vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In de hoofdzaak:
In oppositie:
vernietigt het vonnis van 4 oktober 2024 van de kantonrechter te Breda, gewezen onder zaaknummer 10721328 CV EXPL 23-3895;
opnieuw rechtdoende
wijst de vordering van Coeo af;
veroordeelt Coeo in de proceskosten van € 369,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Coeo niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
veroordeelt Coeo tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In de vrijwaringszaak:
wijst de vordering af;
veroordeelt vader in de proceskosten van dochter, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.