ECLI:NL:RBZWB:2024:9062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
11180575 VV EXPL 24-37
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens tekortkoming in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een aannemer, wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. Eiser had gedaagde in juni 2023 ingehuurd voor het vervangen van de dakbedekking van zijn woning voor een bedrag van € 3.800,-. Na de werkzaamheden heeft eiser echter lekkage ervaren, wat leidde tot schade aan het plafond en de binnenmuren van zijn woning. Eiser heeft gedaagde herhaaldelijk op de hoogte gesteld van de problemen, maar gedaagde heeft geen adequate oplossing geboden. Eiser heeft vervolgens een bouwbedrijf ingeschakeld, dat bevestigde dat het dak volledig vervangen moest worden en dat de werkzaamheden van gedaagde niet naar behoren waren uitgevoerd.

Eiser heeft gedaagde in maart 2024 schriftelijk in de gelegenheid gesteld om de gebreken te verhelpen, maar gedaagde heeft hierop niet gereageerd. Eiser heeft daarop besloten om een schadevergoeding te vorderen ter hoogte van € 11.637,40, bestaande uit kosten voor herstelwerkzaamheden en gevolgschade. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was gedagvaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering toewijsbaar is, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De rechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11180575 \ VV EXPL 24-37
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 juli 2024 met producties,
- de mondelinge behandeling van 8 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn overeengekomen dat [gedaagde] de dakbedekking op de woning van [eiser] zal vervangen voor een bedrag van € 3.800,-. [gedaagde] heeft in juni 2023 de werkzaamheden uitgevoerd.
2.2.
[eiser] heeft in juli 2023 contact met [gedaagde] opgenomen omdat er sprake was van lekkage door het dak en dat als gevolg daarvan het plafond en de binnenmuren in de woning vochtig en beschadigd raken. [gedaagde] is op 30 juli 2023 langs geweest en heeft een geringe reparatie aan het dak verricht. De lekkage is daardoor niet verholpen.
2.3.
Vanaf 1 augustus 2023 is [bouwbedrijf] (hierna: [bouwbedrijf] ) verschillende keren bij [eiser] langs geweest. [bouwbedrijf] heeft onder meer aangegeven dat het dak geheel vervangen dient te worden en dat de nieuw aangebrachte isolatie los lijkt te liggen en drijft op water dat onder de dakbedekking is gekomen.
2.4.
Bij brief van 21 maart 2024 is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken de dakbedekking zodanig aan te brengen dat deze voldoet aan de eisen van goed vakmanschap. [gedaagde] heeft niet op de brief gereageerd.
2.5.
Bij brief van 9 april 2024 is aan [gedaagde] bericht dat aangezien [eiser] geen reactie heeft ontvangen, [eiser] aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming.
2.6.
Bij brief van 28 mei 2024 is aan [gedaagde] bericht dat de kosten voor de herstelwerkzaamheden worden begroot op € 11.637,40. [gedaagde] wordt verzocht om dit bedrag binnen een week te betalen. [gedaagde] heeft hieraan niet voldaan.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiser] vordert in kort geding - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 11.637,40, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering - samengevat - het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de uitvoering van de door hem verrichte werkzaamheden. Uit de bevindingen van [bouwbedrijf] blijkt dat [gedaagde] zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd met lekkage en schade aan plafond en binnenmuren als gevolg. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de overeenkomst alsnog naar behoren na te komen, zodat hij in verzuim is komen te verkeren. [eiser] heeft vervolgens de verbintenis tot nakoming omgezet in een tot vervangende schadevergoeding. Hij vordert een bedrag van € 11.637,40 als voorschot op schadevergoeding. Dit bedrag bestaat uit
€ 6.776,00 voor herstelwerkzaamheden aan het dak en € 4.861,40 voor herstel van de gevolgschade aan het plafond en de binnenmuren. Tot slot stelt [eiser] een spoedeisend belang te hebben bij zijn vordering. De lekkage blijft voortduren en daardoor blijven de muren en het plafond in de woning vochtig worden met een steeds groter wordende schade als gevolg. [eiser] beschikt niet over de financiële middelen om de kosten van herstel zelf voor te schieten, zodat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
3.3.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat verstek wordt verleend. Daardoor is de vordering toewijsbaar als die de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Hieraan wordt voldaan, zodat de vordering wordt toegewezen.
3.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
totaal
765,00

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 11.637,40 bij wege van voorschot op schadevergoeding,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024.
MB