Uitspraak
1.De procedure
2.De kern van de zaak
€ 9.120,- van die factuur aan [eiser] betaald. [eiser] is deze procedure gestart omdat hij wil dat [gedaagde] het restant van de factuur, een bedrag van € 2.100,-, betaalt. Daarnaast wil [eiser] dat [gedaagde] een bedrag van € 315,- aan buitengerechtelijke incassokosten betaalt en vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken voor deze procedure. [gedaagde] vindt dat hij het restant van de factuur niet hoeft te betalen. [eiser] heeft volgens [gedaagde] onterecht tien uur per werkdag gerekend in plaats van acht uur. Ook heeft [eiser] een dagvergoeding in rekening gebracht en die vergoeding hebben partijen niet afgesproken. [gedaagde] heeft daarom alleen het deel van de factuur betaald dat volgens hem juist is. Verder heeft [gedaagde] tijdens de zitting aangegeven dat hij een vergoeding wil voor de kosten die hij voor deze procedure heeft gemaakt.
3.De beoordeling
“werken van 7:30 tot 17:00”. Uit dit bericht volgt dus niet dat op een werkdag tien uur werd gewerkt, eerder acht uur (rekening houdend met pauzes, die volgens de eerder genoemde e-mail voor rekening van [eiser] kwamen). Dat een werkdag acht uur duurde, blijkt verder uit het uitgebreidere schema dat [gedaagde] op 13 oktober 2022 aan [eiser] heeft gestuurd. [eiser] is niet op de zitting verschenen, zodat hij op deze door [gedaagde] ingediende stukken niet heeft gereageerd. De kantonrechter gaat om die reden uit van de juistheid van deze stukken en concludeert daarom dat [eiser] ten onrechte tien uur per werkdag en een dagvergoeding bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Om die reden worden zijn vorderingen als onvoldoende onderbouwd afgewezen.