Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 7 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser] heeft een loonvordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. wegens niet-betaling van loon. [eiser] is sinds 15 mei 2024 volledig arbeidsongeschikt en heeft aanspraak gemaakt op doorbetaling van haar loon op basis van de arbeidsovereenkomst en de toepasselijke Horeca cao 2024. De arbeidsovereenkomst loopt tot 28 februari 2025 en het salaris bedraagt € 2.900,15 bruto per maand. [gedaagde] heeft het loon over de maanden juni en juli 2024 te laat betaald en heeft over augustus 2024 slechts een deel van het verschuldigde loon betaald. [eiser] vordert in kort geding betaling van het achterstallige loon, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. [gedaagde] is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] toewijsbaar zijn, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het resterende loon over augustus en september 2024, de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.