ECLI:NL:RBZWB:2024:9067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
11346785 VV EXPL 24-46 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding met verstekverlening en toewijzing van achterstallig loon en wettelijke verhogingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser] heeft een loonvordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. wegens niet-betaling van loon. [eiser] is sinds 15 mei 2024 volledig arbeidsongeschikt en heeft aanspraak gemaakt op doorbetaling van haar loon op basis van de arbeidsovereenkomst en de toepasselijke Horeca cao 2024. De arbeidsovereenkomst loopt tot 28 februari 2025 en het salaris bedraagt € 2.900,15 bruto per maand. [gedaagde] heeft het loon over de maanden juni en juli 2024 te laat betaald en heeft over augustus 2024 slechts een deel van het verschuldigde loon betaald. [eiser] vordert in kort geding betaling van het achterstallige loon, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. [gedaagde] is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] toewijsbaar zijn, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het resterende loon over augustus en september 2024, de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11346785 \ VV EXPL 24-46
Vonnis in kort geding van 21 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A. de Groot,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 oktober 2024 met producties,
- de akte vermeerdering van eis,
- de mondelinge behandeling van 7 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 maart 2024 is [eiser] in dienst getreden bij [gedaagde] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst eindigt op 28 februari 2025. Het salaris bedraagt € 2.900,15 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Op de arbeidsovereenkomst is de Horeca cao 2024 van toepassing. In de arbeidsovereenkomst is verder bepaald dat het loon één keer per maand op de 30ste dag van de maand betaald wordt.
2.2.
Sinds 15 mei 2024 is [eiser] volledig arbeidsongeschikt.
2.3.
Het loon over de maanden juni en juli 2024 is door [gedaagde] te laat betaald. Over de maand augustus 2024 heeft [gedaagde] € 459,42 netto aan loon betaald. Het loon over de maanden september en oktober 2024 is niet betaald.
3. Het geschil en de beoordeling
3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding in kort geding - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot:
I. betaling van € 1.871,98 netto inzake het ontbrekende loon van de maand augustus 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024, binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis;
II. betaling van € 2.755,14 bruto inzake het achterstallige loon van de maand september 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024, binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis;
III. betaling van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het nog verschuldigde loon zoals genoemd onder I en II, binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis;
IV. betaling van € 650,51 aan buitengerechtelijke incassokosten;
V. betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen - samengevat - het volgende ten grondslag. Gedurende de eerste 52 weken van arbeidsongeschiktheid is [gedaagde] gehouden om 95% van het loon van [eiser] door te betalen. Dit is een bedrag van € 2.755,14 bruto per maand. Op grond van de arbeidsovereenkomst dient het loon uiterlijk de 30ste van elke maand te zijn voldaan. Over de maand augustus heeft [gedaagde] slechts € 459,42 netto betaald, terwijl [eiser] recht heeft op € 2.331,40 netto. Om die reden maakt [eiser] aanspraak op het resterende bedrag van € 1.871,89 netto over de maand augustus 2024. Daarnaast stelt [eiser] zich op het standpunt dat er geen sprake is van opgebouwde min-uren en dat op grond van artikel 2.12a van de Horeca cao 2024 in combinatie met artikel 2.2 van de arbeidsovereenkomst er geen grond is om in augustus 2024 tot verrekening van de min-uren over te gaan. Verder heeft [gedaagde] het loon over de maand september 2024 ondanks herhaald verzoek niet voldaan, zodat [eiser] ook aanspraak maakt op betaling daarvan. Tot slot stelt [eiser] dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen omdat zij geen inkomsten heeft en zij voor de kosten van haar levensonderhoud afhankelijk is van het loon van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat verstek wordt verleend.
3.4.
[eiser] heeft [gedaagde] bij deurwaardersexploot van 4 november 2024 de akte vermeerdering van eis betekend. Zij vordert na vermeerdering van eis betaling van het loon over de maand oktober 2024 en van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het verschuldigde loon van de maand oktober 2024. [gedaagde] is niet in deze procedure verschenen. Op grond van artikel 130 lid 3 Rv is vermeerdering van eis tegen de partij die niet in het geding is verschenen uitgesloten, tenzij [eiser] de vermeerdering van eis tijdig bij exploot aan [gedaagde] heeft kenbaar gemaakt. Daarbij is het uitgangspunt dat onder tijdig de wettelijke dagvaardingstermijn van zeven dagen wordt bedoeld. Nu de vermeerdering van eis korter dan zeven dagen voor de zitting van 7 november 2024 is betekend, is de wijziging van eis niet tijdig aan [gedaagde] kenbaar gemaakt. Daarom zal de kantonrechter de wijziging van eis buiten beschouwing laten en alleen de vorderingen bij dagvaarding beoordelen.
3.5.
De spoedeisendheid van de zaak vloeit voort uit het door [eiser] gestelde en is in voldoende mate gebleken. Nu [gedaagde] niet in de procedure is verschenen, zijn de vorderingen toewijsbaar als die de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Hieraan wordt voldaan, zodat de vorderingen met inachtneming van het volgende worden toegewezen.
3.6.
[eiser] vordert onder I. over het bedrag van € 1.871,98 wettelijke rente vanaf de dag waarop het verzuim is ingetreden, te weten op 26 augustus 2024. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf de datum van verzuim. Op grond van de arbeidsovereenkomst dient het loon op de 30ste dag van de maand betaald te zijn, zodat het verzuim voor het loon over de maand augustus 2024 na 30 augustus 2024 is ingetreden. De wettelijke rente over het bedrag van € 1.871,98 wordt daarom vanaf 31 augustus 2024 toegewezen.
3.7.
[eiser] vordert € 650,51 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 650,51 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 587,71 bij € 4.627,12 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 587,71 toe.
3.8.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,17
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.066,17

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen:
- een bedrag van € 1.871,98 netto aan resterend loon over de maand augustus 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 31 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 2.755,14 bruto aan loon over de maand september 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het nog verschuldigde loon zoals onder 4.1. genoemd;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 587,71 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.066,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.