Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, heeft de kantonrechter op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [de bewindvoerder] B.V. en [gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam]. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. B.J. van de Wijnckel, vorderde dat [gedaagde] zou worden veroordeeld om rekening en verantwoording af te leggen over het gevoerde beheer van de goederen van [eiser]. De procedure volgde op een reeks van beschikkingen waarbij [gedaagde] als bewindvoerder was geschorst en uiteindelijk ontslagen. De eisende partij stelde dat er zorgen waren over de manier van handelen van [gedaagde], wat leidde tot de benoeming van [de bewindvoerder] als tijdelijke bewindvoerder. Tijdens de zitting op 29 oktober 2024 heeft [de bewindvoerder] zijn vorderingen verminderd, maar de kern van de zaak bleef de vraag of [gedaagde] zijn verplichtingen als bewindvoerder had nageleefd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet in staat was om de gevraagde stukken te overleggen, omdat hij geen toegang meer had tot de bankgegevens van [eiser]. De vorderingen van [de bewindvoerder] werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een bewindvoerder en de noodzaak voor transparantie in het beheer van de goederen van de onder bewind gestelde persoon.