ECLI:NL:RBZWB:2024:9084

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
C/02/428715 / KG ZA 24-553
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de verkoop en levering van een woning na verbroken samenwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2024 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad en samen eigenaar zijn van een woning. De vrouw, eiseres, heeft de man, gedaagde, aangeklaagd omdat hij zijn medewerking niet verleent aan de verkoop van de woning, ondanks eerdere afspraken. De vrouw heeft de woning in april 2022 verlaten en wil nu de zaken afronden, aangezien de man al twee jaar het alleengebruik van de woning heeft. De vrouw vordert onder andere dat de man zijn medewerking verleent aan de verkoop en levering van de woning aan een derde, en dat hij de woning leeg en ontruimd ter beschikking stelt aan haar.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding correct is betekend en heeft verstek verleend tegen de man. De vorderingen van de vrouw zijn toegewezen, met uitzondering van de vordering tot ontruiming met behulp van de sterke arm, die als overbodig werd beschouwd. De man is veroordeeld om binnen twee weken na het vonnis een schriftelijke overeenkomst tot verkoop aan te gaan met een makelaar en om de woning leeg en ontruimd ter beschikking te stellen aan de vrouw. Tevens is er een maximum aan de dwangsom verbonden gesteld op € 10.000,00.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de lange periode van onduidelijkheid en de wens om de hypotheekschuld niet langer te dragen. De man heeft niet voldaan aan eerdere afspraken, wat de vrouw in een lastige positie heeft gebracht. Het vonnis biedt de vrouw de mogelijkheid om de verkoop van de woning te realiseren, zelfs als de man zijn medewerking niet verleent.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/428715 / KG ZA 24-553
Vonnis in kort geding van 23 december 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. N.A. Boelhouwer te Tilburg,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding, met producties.
1.2.
De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 12 december 2024. Bij die gelegenheid is de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, verschenen.

2.2. De feiten

2.1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
  • zij hebben een affectieve relatie met elkaar gehad;
  • op 15 juni 2004 hebben partijen de woning aan [het adres] , te [woonplaats]
  • op 3 maart 2000 hebben partijen een samenlevingsovereenkomst gesloten, waarin

Verdeling
Artikel 9
(…)
2. Het overig gemeenschappelijk vermogen zal zo spoedig mogelijk door partijenbij helfte worden verdeeld.
(…)
Artikel 10
1. Ingeval de overeenkomst eindigt anders dan door overlijden van één van de partijen, heeft ieder van de partijen het recht zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek uit te spreken dat hij of zij – met uitsluiting van de andere partij – nog zes maanden mag blijven wonen in de laatstelijk door beiden bewoonde woning. De kantonrechter zal daarbij afwegen de belangen die partijen hebben om in de woning te blijven en de mogelijkheid andere woonruimte te vinden.
(…)”
- zij hebben op 28 augustus 2024 een “overeenkomst met betrekking tot de verdeling
van de gemeenschappelijke goederen na verbroken samenwoning” gesloten. Hierin
is -voor zover hier van belang- het volgende opgenomen:
ARTIKEL 1. De woning.
(…)
3. De woning zal worden toegescheiden aan de man en dientengevolge zal de manaan de vrouw de helft van de overwaarde van de woning betalen. De overwaardewordt berekend als volgt: taxatiewaarde € 750.000,00 – hypotheekschuld op 1augustus 2024.
4. Toedeling van de woning aan [het adres] , [woonplaats] ,[kadastrale aanduidingen]aan de man geschiedt onder de opschortende voorwaarden datde hypotheeknemer [B.V.] te [plaats] de vrouw ontslaat uit haarhoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de hypotheekschuld gekoppeld aan
deze woning.
5. Partijen geven hierbij de opdracht aan een nader te bepalen notaris om, uiterlijk1 november 2024, een notariële akte te verlijden waarbij de onroerende zaak aan[het adres] te [woonplaats] goederenrechtelijk aan de man geleverd wordt.
(…)
8. Voor het geval de bank niet bereid zou zijn om de man uit zijn hoofdelijkeaansprakelijkheid te ontslaan uiterlijk op datum 1 november 2024, zullen partijende woning binnen 4 weken na de weigering van de bank, te koop zetten bij [makelaar]te [woonplaats] .
(…)”

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert – samengevat:
I. te bepalen dat de man zijn medewerking verleent aan de verkoop en levering van de woning aan een derde(n), waartoe hij in ieder geval:
a. binnen twee weken na het vonnis een schriftelijke overeenkomst tot verkoop dient aan te gaan met [makelaar] of een door de rechtbank te benoemen NVM Makelaar te [woonplaats] ;
b. de verkoopadviezen van de makelaar op het eerste verzoek op zal volgen, waaronder het advies ten aanzien van de vraag- en laatprijs, en alle medewerking zal verlenen aan die werkzaamheden die nodig zijn voor een gunstig verkoopproces, waaronder het gelegenheid bieden voor het maken van foto’s en bezichtigingen, waarbij de woning in een zoveel mogelijk presentabele staat dient te verkeren;
c. dient mee te werken aan de ondertekening van een koopovereenkomst binnen vijf dagen na een verzoek van de makelaar, als de verkoop plaatsvindt tegen minimaal de door de makelaar bepaalde laatprijs of een door partijen overeengekomen andere laatprijs en waarbij de koopovereenkomst de gebruikelijke condities bevat;
d. dient mee te werken aan de levering van de woning op de dag bepaald in de koopovereenkomst of een nader met de koper(s) overeengekomen dag;
II. de man te veroordelen om de woning uiterlijk twee weken voor levering leeg en ontruimd en in goede staat ter beschikking te stellen aan de vrouw en de woning te verlaten en niet verder te betreden op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag en de vrouw te machtigen de woning te ontruimen met behulp van de sterke arm waarbij de kosten voor de ontruiming voor rekening van de man komen;
III. te bepalen dat als de man niet voldoet aan het onder I. gestelde, aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend tot verkoop en overdracht van de woning via een door de vrouw aan te wijzen notaris, waaronder mede wordt begrepen het aanstellen van een makelaar en het tekenen van het koopcontract, als de man niet op eerste verzoek van de vrouw zijn medewerking verleent en dat dit vonnis dezelfde kracht heeft en in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man ter zake de door de makelaar op te stellen opdracht tot verkoop, koopovereenkomst en de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning aan de vrouw of aan derden.

4.De beoordeling

4.1.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt de vrouw het volgende. Sinds april 2022 is de relatie van partijen verbroken en in juli 2022 heeft de vrouw de woning verlaten. Partijen zijn echter nog steeds samen eigenaar van deze woning. De man wil de woning graag overnemen. Voorwaarde daarvoor is dat hij de helft van de overwaarde aan de vrouw betaalt en dat zij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypotheek. Uit artikel 9 lid 2 van de samenlevingsovereenkomst volgt dat partijen zijn overeengekomen dat het gemeenschappelijk vermogen zo spoedig mogelijk bij helfte wordt verdeeld. In artikel 10 lid 1 van deze overeenkomst wordt gesproken over een mogelijke periode van zes maanden dat één van partijen het gebruik van de woning voortzet. De vrouw heeft meermaals voorgesteld de woning te verdelen, een ultimatum gesteld en zelfs eerder een kort gedingprocedure gestart (die later is ingetrokken), maar het is nog niet geregeld. De man heeft nu al twee jaar het alleengebruik van de woning. In het kader van de eerder gestarte kort geding procedure hebben partijen een overeenkomst gesloten op grond waarvan de man ervoor zou zorgen dat de levering van de woning aan hem en het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor 1 november 2024 geregeld zouden zijn. Anders zou de woning worden verkocht. Ondanks het verstrijken van de termijn, is de woning nog niet door de man overgenomen. Volgens de man was de financiering voor overname van de woning al goedgekeurd, maar navraag bij de hypotheker leerde dat dit niet het geval was. De hypotheker was in afwachting van de akte van verdeling van de notaris (al sinds voor de zomer) en recente inkomensgegevens van de man en zijn nieuwe partner. Het is de vrouw bovendien gebleken dat er een koopovereenkomst nodig is tussen de man en zijn nieuwe partner, omdat zijn nieuwe partner ook mede eigenaar van de woning zal worden. De vrouw verwacht dat dit weer voor de nodige vertraging gaat zorgen. De man woont echter voor het grootste deel van de tijd bij zijn vriendin en dus niet in de woning. De woning kan daarom op korte termijn worden verkocht zonder dat er iemand op straat komt te staan. Het uitgangspunt is dat partijen niet gehouden zijn om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. De vrouw verblijft al twee jaar ergens anders en zij wil de zaken gaan afronden. Van haar kan niet worden verlangd dat zij nog langer wacht. De man houdt zich niet aan de afspraken en geeft geen prioriteit aan de verdeling van de woning. De vrouw wenst niet langer aansprakelijk te worden gehouden voor de hypotheekschuld. Daarmee is sprake van een spoedeisend belang, aldus de vrouw.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat bij de betekening van de dagvaarding de bij wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zodat verstek wordt verleend tegen de man.
4.3.
Omdat verstek wordt verleend, moeten de vorderingen van de vrouw op grond van artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden toegewezen, tenzij deze de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
4.4.
Ten aanzien van het door de vrouw gevorderde onder II overweegt de voorzieningenrechter dat aan de gevorderde dwangsom een maximum verbonden zal worden. De voorzieningenrechter zal het maximum aan dwangsommen bepalen op een bedrag van € 10.000,=. De vordering van de vrouw om haar te machtigen de woning te ontruimen met behulp van de sterke arm waarbij de kosten voor de ontruiming voor rekening van de man komen, worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
4.5.
Het overige door de vrouw gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent verstek tegen de man;
5.2.
bepaalt dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan [het adres] te [woonplaats] aan (een) derde(n), waartoe de man in ieder geval:
binnen twee weken na dit vonnis een schriftelijke overeenkomst tot verkoop moet aangaan met [makelaar] , onder de voor een NVM-makelaar gebruikelijke voorwaarden;
de verkoopadviezen van de makelaar op het eerste verzoek van de makelaar op zal volgen, waaronder de adviezen ten aanzien van de te hanteren marktconforme vraag- en laatprijs, en alle medewerking zal verlenen aan die werkzaamheden die nodig zijn voor een gunstig verkoopproces, waaronder het gelegenheid bieden voor het maken van foto’s en bezichtigingen door de makelaar met potentiële kopers, waarbij de woning in een zoveel mogelijk presentabele staat moet zijn;
moet meewerken aan de ondertekening van een schriftelijke koopovereenkomst binnen vijf dagen na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar, als de verkoop plaatsvindt tegen minimaal de door de makelaar bepaalde laatprijs of een door partijen overeengekomen andere laatprijs en waarbij de koopovereenkomst de – voor een woning als deze - gebruikelijke condities bevat;
moet meewerken aan de levering van de woning op de dag bepaald in de koopovereenkomst of een nader met de koper(s) overeengekomen dag;
5.3.
veroordeelt de man om de woning uiterlijk twee weken voor levering aan (een) derde(n) leeg en ontruimd en in goede staat ter beschikking te stellen aan de vrouw en de woning te verlaten en niet verder te betreden op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,= is bereikt;
5.4.
bepaalt dat als de man niet voldoet aan de veroordeling onder 5.2 aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om tot verkoop en overdracht van de woning via een door de vrouw aan te wijzen notaris over te gaan, waaronder mede wordt begrepen het aanstellen van een makelaar en het tekenen van het koopcontract als de man niet op eerste verzoek van de vrouw na afloop van de onder 5.2 genoemde termijnen zijn medewerking verleent en dat dit vonnis dezelfde kracht heeft en in de plaats treedt van de vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de man ter zake de door de makelaar op te stellen opdracht tot verkoop, koopovereenkomst en de door de notaris op te stellen akte van levering van de woning aan (een) derde(n);
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Meyboom, rechter, en, in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 december 2024.