Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, namelijk op de Bleekstraat in Breda. De boete was opgelegd omdat het voertuig geparkeerd stond buiten de aangegeven parkeervakken in een parkeerverbodszone. Betrokkene voerde aan dat hij op dat moment werkzaam was bij een nabijgelegen winkel en dat er afspraken waren gemaakt tussen de winkels over het parkeren van voertuigen. Hij stelde dat er geen parkeervakken aanwezig waren en dat de beugels die normaal gesproken de toegang tot het parkeerterrein zouden beperken, verroest waren en niet meer omhoog konden worden gezet.
De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie betoogd dat de boete terecht was opgelegd, omdat de plek waar betrokkene parkeerde openbaar toegankelijk was en dat de beugels geen invloed hadden op de geldigheid van de boete. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak en de verklaringen van betrokkene.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de boete te matigen tot nihil, omdat de omstandigheden van de zaak en de gemaakte afspraken tussen de winkels in aanmerking genomen moesten worden. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en was openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.