In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats zonder de vereiste vergunning. De gedraging vond plaats op 18 oktober 2022 om 19:39 uur op de Godevaert Montenstraat te Breda. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De parkeerplekken in de straat zijn duidelijk gemarkeerd voor vergunninghouders, en er was geen onduidelijkheid over de parkeerregels. Betrokkene had weliswaar parkeergeld betaald, maar dit ontsloeg hem niet van de verplichting om zich aan de vergunninghoudersregels te houden. De kantonrechter heeft echter ook geconstateerd dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om gehoord te worden, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.
De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en de boete met 25% gematigd vanwege de schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en was openbaar uitgesproken op dezelfde datum.