Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet volgen van de voorsorteerstrook op een kruispunt in Breda op 14 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 16 oktober 2024 heeft betrokkene zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat hij de gedraging niet had verricht, omdat hij moest uitwijken om een botsing te voorkomen. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat de feitcode niet kon worden vastgesteld met de beschikbare gegevens. De kantonrechter heeft de verklaringen van betrokkene en de verbalisant gewogen en kwam tot de conclusie dat er twijfel bestond over de gedraging.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Gezien de twijfels over de verklaring van de verbalisant en de omstandigheden die betrokkene heeft uiteengezet, heeft de kantonrechter betrokkene het voordeel van de twijfel gegeven. Dit leidde tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking tot het opleggen van de boete zijn vernietigd, en de officier van justitie is opgedragen het betaalde bedrag van € 259,- aan betrokkene terug te betalen.