Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen op de Nassaustraat te Breda op 26 april 2023. De officier van justitie had het beroep tegen de boete ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 23 oktober 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de verbalisant niet voldoende bewijs had geleverd. De kantonrechter oordeelde echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen. De kantonrechter concludeerde dat het mogelijk is om een iPhone met twee handen vast te houden tijdens het fietsen, en dat de boete terecht was opgelegd.
De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de boete te matigen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.