Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gedraging vond plaats op 2 april 2023 om 12:26 uur. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna is het beroep door de gemachtigde bij de kantonrechter aanhangig gemaakt.
Tijdens de zitting op 16 oktober 2024 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en haar gemachtigde niet aanwezig waren. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging, waaronder het overlijden van haar opa en de chaotische verkeerssituatie door omleidingen. De gemachtigde stelde dat de betrokkene zich in een overmachtssituatie bevond en dat zij het verkeersbord C12 over het hoofd had gezien.
De kantonrechter oordeelde echter dat er voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. De betrokkene had niet aangetoond dat er ten tijde van de gedraging omleidingen waren die de situatie onduidelijk maakten. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.