Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op de Visserstraat in Breda op 3 februari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 16 oktober 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, werd als volgt omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, of ruiterpad. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, zoals werkzaamheden op het verkeersplein Waterstraat, waardoor hij genoodzaakt was om de Vissersstraat in te rijden.
De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier voldoende bleek dat de gedraging had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. Betrokkene had niet aannemelijk gemaakt dat hij geen andere route had kunnen volgen zonder in strijd te handelen met de geslotenverklaring. De kantonrechter benadrukte dat betrokkene goed op de bebording had moeten letten en niet enkel op zijn navigatie had moeten vertrouwen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en de boete bleef staan.