ECLI:NL:RBZWB:2024:9128

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10942873 MB VERZ 24-183
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke staandehouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, had een boete ontvangen voor het rijden van 10 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op 21 september 2022. De boete was opgelegd op basis van een constatering door een verbalisant met een mobiele radar, maar de gemachtigde betwistte de rechtmatigheid van de boete. De gemachtigde stelde dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om de bestuurder staande te houden, wat volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een vereiste is voor het opleggen van een boete aan de kentekenhouder.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verbalisant had afgezien van staandehouding zonder voldoende toelichting. De kantonrechter oordeelde dat de reden om niet tot staandehouding over te gaan, namelijk de vaststelling middels mobiele radar, niet voldoende was om de boete aan de kentekenhouder op te leggen. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard en werd de beschikking van de officier van justitie vernietigd. De kantonrechter droeg de officier van justitie op om het betaalde bedrag van € 84,- aan de betrokkene terug te betalen en kende een proceskostenvergoeding toe van in totaal € 1.187,- aan de betrokkene.

De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10942873 \ MB VERZ 24-183
CJIB-nummer : 6062 5422 5266 4535
uitspraakdatum : 16 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen, maar gemachtigde is wel ter zitting verschenen. Namens gemachtigde was mr.J. Piet aanwezig. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 10 kilometer per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1) op de Bovensteweg te Oosterhout op 21 september 2022 om 13:13 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het onduidelijk is waarom er ten tijde van de constatering geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om over te gaan tot staandehouding. Uit het zaakoverzicht volgt dat de verbalisant enkel heeft afgezien van staandehouding vanwege ‘vaststelling middels mobiele radar’. Gemachtigde stelt dat die verklaring onvoldoende is en verwijst hiervoor naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding, te betalen op de rekening van de gemachtigde.
Ter zitting heeft gemachtigde de eerder genoemde standpunten herhaald en benoemd dat een nader aanvullend proces-verbaal ontbreekt. Het verzoek om een proceskostenvergoeding te betalen op de rekening van de gemachtigde is ingetrokken.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en stelt dat zij bekend is met de uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden. Het is dan ook onvoldoende dat de verbalisant in het zaakoverzicht enkel verklaart dat hij heeft afgezien van staandehouding vanwege ‘vaststelling middels mobiele radar’ De zittingsvertegenwoordiger heeft geprobeerd om een aanvullend proces-verbaal op te vragen, maar de verbalisant is niet meer in dienst.

Overwegingen

Inhoudelijk
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat de gedraging is vastgesteld middels een mobiele radar. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit zonder nadere toelichting geen gegronde reden om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder. Het beroep is dus gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 1.187,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 84,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1187,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: